Als u de afbeeldingen rond dit kader niet kunt zien:klik hier

Reageer op deze site!
Turkije in WO II



  • Ismet Inönü
  • Turkije in WO II (Ömer Öztürk)
  • Haci Karacaer about commemorating
  • Turkse joden in Westerbork (Alb(o)ukerk, Alb(o)ukerk-Benescai, Alschech, Alschech-Waltersdorf, Alyon, Alyon-Hatem, Amar, Barcovic, Bechouche(e), Bechouche(e)-Behar, Bedak, Bedak-Petenbaum, Behar, Behar-Behar, Behar-Behouchee, Behar-Kuzi, Benezra, Berent, Berent-Rothschild, Berger, Capuano, Chichou, Ciaves/Chaves, Cohen, Cohen-Adjiman/Adjunan, Cohen-Yerusalmi, Cohen-Souss, Cymbalist, Cymbalis(t), Cymbalist-Peres, Engelsman, Engelsman-Cohen, Eskenasy, Eskenasy-Capuano, Eskenasy-Visschraper, Eskenazy, Fikri Mundij-Roos, Foerder-Austerlitz, Frances, Frances-Tarartes, Friedman(n), Friedmann-Pipesberg, Gabay, Gabay-Smeer, Goldberg, Hatem, Hatem-Capuano, Higes, van de Kar, van de Kar-Mogroby, Ladrer, Neubauer-Dym, Pardovitch, Pardovitch-Gompers, Perez, Siliava, Smeer, Soria, Sorias-Benadereth, Stern, Tuvy, Yerusalmi, Yerusalmi-Albalah, Yerusalmi-Salah, Yohaï, Yohaï-Varon, Valensi, Zander)
  • Sources / More reading


    Ismet Inönü (1884-1973)


         
    Ismet Inönü                                   Portret Inönü
    tijdens de begrafenis                                  in het presidentieel paleis Ankara
    van Atatürk                                       (tr.wikipedia.org)
    (foto Turks schoolboek)


    Ismet Inönü was de belangrijkste medewerker van de stichter van het moderne Turkije, Mustafa Kemal Atatürk. Tussen 1923 en 1924 en van 1925 tot 1937 was hij premier.

    In 1934 ontstonden in noordwestelijk Thracië (het Europese deel van Turkije) pogroms, jodenvervolging tegen de joden. Vele duizenden joden vluchtten naar Istanbul. Premier Ismet Inönü sprak zich onomwonden uit tegen de pogroms, en liet soldaten en politieagenten naar de streek sturen om de orde te handhaven. Een gevolg van de pogroms was dat de Turkse joden meer betrokken raakten bij de nationale politiek (zie bijdrage Ömer Öztürk, op basis van Ad van den Oord's publicatie).

    Na de dood van Atatürk (10 November 1938) volgde Inönü hem op als president van de Turkse Republiek (1938-1950).
    ‘De politiek van Inönü week weinig af van die van Atatürk en er was geen sprake van democratische hervormingen. Het is overigens niet geheel waar om Inönü af te schilderen als dictator, omdat het parlement nog geheel in functie was, hoewel de titel Nationaal Leider wel enige associatie met de fascistische regimes van Ioannis Metaxas (Griekenland) en Benito Mussolini (Italië) opriep.' (nl.wikipedia.org)


    Ismet Inönü verwelkomt Winston Churchill
    op het station van Yenice (Adana, Turkije) (tr.wikipedia.org)


    Tijdens de Tweede Wereldoorlog bleef Turkije voor het grootste deel neutraal, wat de ergernis van zowel de Geallieerden als van de As-mogenheden opriep. Deze strikte neutrale politiek van Inönü leidde tot een strenge perscensuur en een verbod op pro- en anti-fascistische propaganda. Een poging van de Duitse ambassadeur in Ankara, Franz von Papen, om de Turken te verleiden om mee te doen aan de oorlog aan Duitse zijde, liep spaak op de onwil van Inönü om oorlog te voeren tegen de Geallieerden (1941). De Geallieerden op hun beurt vestigden een Brits-Amerikaans Coördinatie Comité in Ankara (1941-1945) en Churchill kwam op 30 januari 1943 naar Turkije (Adana) om Inönü te ontmoeten. De ontmoeting was in de presidentiële trein op het station van Yenice bij Adana. Pas in april 1945 verklaarde Turkije - onder hevige druk van de Geallieerden - de oorlog aan de As-mogenheden.

    Weeldetax (Varlik Vergisi)
    Deze tweeslachtige opstelling had voor de Turkse joden tweeslachtige gevolgen. Buitenlandse joden werden welkom geheten in Turkije, of doortocht geboden naar Palestina. Turkse diplomaten in Rhodos (Selahattin Ülkümen), Marseille (Necdet Kent), en Parijs (Namik Yolga) redden honderden Turkstalige joden door hen van goede papieren te voorzien en hun deportatie tot in de kampen toe in persoon tegen te houden (zie en.wikipedia.org). Tegelijk was er in Turkije zelf regelmatig sprake van discriminerende maatregelen.

    Het meest berucht werd het wetsvoorstel om 'oorlogsprofiteurs' een extra belasting te laten betalen, de Varlik Vergisi of Weeldetas. De wet werd in november 1942 aangenomen en was gericht tegen allen die oorlogswinsten maakten. Het waren vooral de niet-islamitische minderheden als Armeniërs, Grieken en (soms moslim geworden) joden die in de pers als profiteur werden afgeschilderd. Zij mochten de belastingaanslag in tegenstelling tot moslims ook niet in termijnen voldoen. De uitvoering van de wet was in handen van buurtcomités, wat de willekeur nog groter maakte. Wie niet kon betalen werd naar een werkkamp in Oost-Turkije gestuurd, Askale bij Erzurum, om wegen aan te leggen. Er is ruim de helft van het jaar sneeuw en koude in het gebied. 21 mensen stierven aan de ontberingen. Er was echter binnenlands en buitenlands verzet. Sommige buurtgenoten verzorgden voedselpakketten voor gezinnen van wie de kostwinner was gedeporteerd. De New York Times publiceerde op 11 september 1943 een kritisch artikel van Cyrus L. Sulzberger over de gevolgen van de Varlik Vergisi, “Turkish Tax Kills Foreign Businessess”. Mede als gevolg hiervan matigde de regering in september de wet (zie tr.wikipedia.org). De gedeporteerden mochten in september 2943 terugkeren. De wet zelf werd pas in maart 1944 opgeheven.

    ---------------
    De Turks-Britse schrijver Moris Farhi (1935) beschrijft in zijn roman 'Jonge Turk' de gevolgen van de Weeldetax door middel van het dagboek dat Selma, een van de joodse personages, bijhoudt (de Geus 2005 p. 93-126):
    "1 januari 1943
    Herinner je je nog die nieuwe belastingmaatregel die de regering wilde aannemen? Om zwarthandelaars, profiteurs, oorlogshitsers enzovoorts aan te pakken - dat wil zeggen, de niet-islamitische minderheden. ... Sinds november is het een wet, de zogenaamde Varlik-wet ... Er wordt niet uitgegaan van wat iemand bezit, maar van de rijkdom die men volgens een onderzoekscommissie verdient. ... Ze zijn zorgvuldig samengesteld uit ambtenaren van ministeries die al binnen zijn - stuk voor stuk noemen de leden zich 'pure Turken' - om niet-islamitische zakenlui aan te pakken ... Twee weken geleden werden de lijsten gepubliceerd. De meeste namen die er op staan zijn joden, Armeniërs en Grieken. Mijn vader noemt de maatregel een 'langzame dood'. Hij zegt dat de wet bedoeld is om de minderheden te onteigenen en hen uit de Turkse economie te verdrijven. En je kunt er niet tegen in beroep gaan.
    De aanslagen zijn zo astronomisch hoog dat slechts een paar mensen ze kunnen opbrengen. Geld lenen is praktisch onmogelijk, want wie heeft het? Iedereen moet alles in één keer betalen – vóór 4 januari. Men kan uitstel krijgen tot 20 januari ...
    15 januari 1943
    Grote bijeenkomst hier gisteren. ... Ook een paar 'dönme'[bekeerlingen vanuit het jodendom]. Onder anderen de vader van Rifat, Kenan Bey. Maar niet Rifats grootouders. Anders dan hun zoon en kleinzoon, die echt tot de islam zijn bekeerd, zijn zij in het geheim nog praktiserend jood. En hoewel dit algemeen bekend is, mijden zij nog steeds gezelschap van joden in de hoop dat iedereen dan denkt dat zij moslim zijn. Maar die komedie helpt hen niet. De dönme - of liever gezegd de valse dönme - worden net zo goed zwaar belast, hoewel niet zo meedogenloos als de gewone joden.
    Woensdag is de laatste dag van uitstel. Daarna zullen eigendommen, huisraad en persoonlijke bezittingen van degenen die niet alles kunnen betalen geconfisqueerd en geveild worden om het tegoed te kunnen compenseren. Zelfs dan nog blijven enorme bedragen openstaan. Die moeten worden afbetaald door middel van wat ze ‘lichamelijke arbeid’ noemen, in werkkampen.
    ... Hoe reden de echtgenotes, kinderen en ouden van dagen het zonder hun kostwinners?
    22 januari 1943
    Gisteren ... ontvingen de niet-moslims in onze straat hun eerste voedselpakketten. Gekregen van moslims in de buurt, van vrijmetselaars en van mensen 'die anoniem wensen te blijven'. ... Dat is het echte Turkije, de ware Turkse ziel. Dat zijn de echte Turken, de echte moslims!
    1 februari 1943
    Nog steeds geen deurwaarders. Ze komen de zesde. Ze wachten op een parlementslid uit Ankara die uit is op mijn vaders verzameling van Ottomaanse handschriften. Die is nogal kostbaar. 15 februari 1943
    De deurwaarders kwamen. Uiteraard werd mijn vaders verzameling voor een prikkie geveild. Ons huis is leeg nu. Op één matras na - het mijne. ... Mijn vader zit nu vast ... en wacht op de trein die hem naar Askale brengt. ... Met regelmaat komen de voedselpakketten aan. Eén keer in de week. Ongelofelijke gulheid. Ik heb het vermoeden dat mensen zich het brood uit de mond sparen om het aan ons te geven.
    ... de begrippen ‘half-Turks’ en ‘halve burger’ doen de ronde voor joden en niet-moslims. Je hoort ze overal tegenwoordig – ook op school.
    20 september 1943
    Ahmet Bey vertelde dat een journalist van de New York Times een reeks artikelen heeft geschreven waarin hij de Varlik kenschetst als een manier om de niet-moslims in het Turkse zakenleven te marginaliseren. ... De regering is behoorlijk in verlegenheid gebracht. Gisteren verklaarde het ministerie van Financiën dat iedereen die niet zijn hele belastingaanslag heeft kunnen betalen wordt vrijgesproken.
    11 december 1943
    Vader is thuis! Wat kan ik verder nog zeggen? ... Hij kwam vanmiddag vanuit Eskişehir aan. Hij is afgevallen, maar nog in goede gezondheid. De Varlik-nachtmerrie is voorbij. Er helemaal afgeschrobd toen hij voor het eerst sinds 299 dagen, 18 uur en 12 minuten een bad nam.
    1 januari 1944
    Vader is weer aan het werk. In zijn eigen winkel ... maar nu als werknemer. Hij is aangenomen door de man die de zaak had overgenomen. Nadat die de boel bijna failliet had laten gaan, heeft hij vaders expertise nodig om de zaak te redden.
    21 maart 1944
    De Varlik is nu officieel verleden tijd. Vorige week, op 15 maart, werd de maatregel officieel afgeschaft. Iedereen die er door getroffen werd, heeft amnestie gekregen en alle schulden zijn kwijtgescholden."
    ---------------


    Turkije en WO II


    Dinsdag 25 mei 2004
    Thema-avond 'Bevrijding voor iedereen', Haarlem
    Spreker: Ömer Öztürk


    Vlag: www.pitreport.nl

    Zelf ben ik een Nederlander met een Turkse afkomst. Ik ga jullie dan ook een stukje van de bevrijding vanuit Turks perspectief en de bijdrage van Turkije aan de bevrijding zelf vertellen. Ik concentreer me op de redenen van de neutrale rol van Turkije in de Tweede Wereldoorlog, en op de houding ten opzichte van de vele joodse vluchtelingen. De gegevens ontleen ik grotendeels aan een recente publicatie van Forum, NIOD en SDU: Ad van den Oort, Allochtonen van nu & de oorlog van toen - 2004).


    Turkije aan de vooravond van WO II
    Turkije wilde na de traumatische ervaringen in de jaren 1912-1922 koste wat kost neutraal blijven bij een nieuwe oorlog. Turkije was na de Balkanoorlogen (1912-1913) vrijwel alle Europese bezittingen kwijtgeraakt en leek ten dode opgeschreven als niet snel een sterke Europese bondgenoot werd gevonden. Na de overwinning in de Frans-Duitse oorlog van 1870 zag 'Istanbul' Duitsland steeds meer als een nuttige bevriende natie. Het pakte echter anders uit. De Eerste Wereldoorlog, waarbij Turkije aan Duitse zijde streed, bracht het land jaren van slopende veldtochten. Door oorlogsverrichtingen, evacuaties en ziektes stierven in Turkije miljoenen mensen.

    Turkije, waar al eeuwenlang een grote joodse gemeenschap woonde, kreeg direct na de machtsovername door Hitler (1933) te maken met joodse vluchtelingen. Zij behoorden tot de ‘intellectuelenvlucht’ uit nazi-Duitsland, waarin zich naast joodse geleerden ook liberale, katholieke en sociaal-democratische wetenschappers bevonden. De Turkse regering zag deze wetenschappers als een welkome bijdrage aan de modernisering van de samenleving en bood hun werk aan op universiteiten en ziekenhuizen van Istanbul en Ankara. Bijna was ook Albert Einstein naar Turkije afgereisd. Hij kreeg een aanbod van de universiteit van Istanbul, maar koos op het laatste moment voor een benoeming tot hoogleraar in Princeton in de VS. De wetenschappers uit Duitsland vormden een geheel eigen leefgemeenschap, al was het maar omdat ze een salaris ontvingen dat vijfmaal hoger was dan dat van hun Turkse collega’s.

    ---------------
    "... de belangrijkste aanbeveling voor mijn moeder [die in 1938 van het ministerie voor Volksgezondheid de opdracht kreeg een landelijke verloskundigenopleiding op te zetten] was afkomstig van ... professor Albert Eckstein, een Duitse joodse kinderarts die van Atatürk persoonlijk asiel had gekregen als vluchteling uit Hitlers Duitsland en die in de loop der jaren de status van heilige had verworden binnen het Nünüme-ziekenhuis in ankara - het instituut dat model staat voor alle ziekenhuizen in het land". (Moris Farhi, Jonge Turk, p. 33)
    ---------------

    In 1934 ontstonden in noordwestelijk Thracië (het Europese deel van Turkije) pogroms, jodenvervolgingen. Vele duizenden joden vluchtten naar Istanbul. Premier Ismet Inönü sprak zich onomwonden uit tegen de pogroms, en liet soldaten en politieagenten naar de streek sturen om de orde te handhaven. Een gevolg van de pogroms was dat de Turkse joden meer betrokken raakten bij de nationale politiek, waardoor bijvoorbeeld Dr. Abravaya Marmarali het eerste joodse parlementslid werd. Maar de antisemitische onderstroom in de samenleving, geactiveerd door Duitse nazi’s, dook eind 1937 weer op toen joodse vluchtelingen uit Polen, Hongarije en Roemenië in Turkije aankwamen.

    [Red.: Overigens moesten de Turkse minderheden, zoals Grieken, Armeniers, Assyriers, Arabieren, Alevieten, Koerden, Joden en anderen van Atatürk een Turkse voornaam aannemen, naast hun etnische naam.]

    ---------------
    "Je hebt al kunnen opmaken uit mijn beschrijving van Esters zorgen om haar familie, dat Bilâl – en inderdaad ook Naim en Can – joods was; en misschien ben je verbaasd over hun moslimnamen. ... Atatürk ... wilde dat zijn volk trots was op zijn ‘turksheid’. Daardoor werden alle minderheden verplicht hun kinderen een Turkse naam te geven naast hun etnische naam. En zo stond naast Benjamin Bilâl; naast Nehemiah Naim, en naast Jacob Can.” (Moris Farhi, Jonge Turk, p. 63).
    ---------------

    Pogingen om de antisemitische stemming ook in politieke daden om te zetten, leden evenwel schipbreuk. Een initiatiefvoorstel van enkele Turkse parlementariërs om gevluchte joden te verplichten binnen een jaar de Turkse taal te beheersen op straffe van uitwijzing, haalde het niet.

    Turkije tijdens WO II: brug naar Palestina


    Kaart: www.turkijelinks.nl

    Toen de Duitsers in rap tempo in april 1941 Griekenland veroverden en oprukten tot de grenzen van Thracië, ontstond het gerucht dat de Duitsers, wanneer ze in Istanbul arriveerden, de ovens van de bakkerij in de wijk Balat zouden gebruiken om joden te cremeren. Dat gerucht tekende de situatie in de eerste oorlogsjaren. De joden voelden zich in Turkije, met zijn pro-Duitse sentimenten, niet veilig toen Hitler voor de poorten van het land stond. Maar ook de Turken zelf, en niet in de laatste plaats de regering, waren bezorgd over een Duitse inval. Die angst maakte de houding tegenover joodse vluchtelingen ambivalent.
    Turkije vormde in de oorlog – door de snel oprukkende Duitse legers – al spoedig de enige brug naar Palestina. Immers, na de Eerste Wereldoorlog kwam Palestina van Turks onder Brits bestuur, met de uitdrukkelijke belofte van de Britten dat de Balfour-declaration (het scheppen van een joods nationaal thuis in Palestina) zou worden uitgevoerd.
    Zowel voor- als tegenstanders van joodse emigratie naar Palestina oefenden druk uit op de Turkse regering. Deze was echter beducht voor grootscheepse illegale vluchtelingentransporten. Daarmee liep de Turkse staat immers het risico zelf ‘opgescheept te blijven zitten’ met de vluchtelingen. Bovendien wilden de Turkse leiders zo min mogelijk de grootmachten Duitsland en Engeland tegen zich in het harnas jagen.

    Op 12 februari 1941 nam het Turkse parlement een wet aan, die het mogelijk maakte dat het kantoor van de Jewish Agency in Istanbul de doorgang van joodse immigranten organiseerde naar Palestina. Maar de toestemming bleef wel beperkt tot joden met een door Engeland verleend visum. Toch konden zo duizenden Oost-Europese joden gered worden. De oprukkende Duitse troepen hadden joodse vluchtelingen uit Polen, Oostenrijk, Hongarije een Tsjecho-Slowakije in overvolle bootjes via de Donau naar Roemenië gejaagd. Daar was de hoop van de vluchtelingen – en van de reeds zwaar vervolgde 900.000 Roemeense joden – gevestigd op zeeschepen in de havenstad Constanta, waarmee ze via de Zwarte zee en Turkije Palestina zouden kunnen bereiken.

    Maar Hitler, die met dorstige ogen keek naar de rijke olievelden in het Midden-Oosten, had de groot-mufti van Palestina beloofd dat er geen joden naar Palestina zouden ontsnappen. Hitlers antisemitisme ondervond grote sympathie in de Arabische wereld. En de Britse bestuurders van Palestina wilden de Arabieren niet nog verder tegen zich in het harnas jagen. Onder het voorwendsel van gevaar voor Duitse spionnen werd Palestina door de Britten geblokkeerd, om zo te voorkomen dat illegale vluchtelingen binnenkwamen. De Turkse autoriteiten vreesden echter dat desondanks de illegale vluchtelingentoestroom over zee zou toenemen, met alle kans op ongelukken. Daarom benaderde de Turkse regering de VS om een legaal en ordelijk transport van 300.000 Roemeense joden via Turkije naar Palestina mogelijk te maken. De Amerikanen stelden echter dat er te weinig schepen voorhanden waren, dat een dergelijke migratie bovendien in strijd was met de Britse toelatingsquota (75.000 in vijf jaar) en dat zo’n massaal transport de Arabieren in handen zou drijven van Hitler.

    De schepen Salvador, Struma en Mefkure


    De Struma (www.wdr.de)

    In 1944 lukte het de VS om de Roemeense ambassadeur in Turkije te bewegen tot toestemming om 50.000 joden uit Roemenië met Turkse boten naar Istanbul en vervolgens via land naar Palestina te brengen. Al spoedig bereikten acht schepen met in totaal 2.936 joodse vluchtelingen uit Roemenië via Turkije Palestina. Maar midden augustus 1944 werd het vluchtelingenschip de Mefkure, varend onder Turkse en Rode Kruis-vlag, beschoten door een niet-geïdentificeerd oorlogsschip. Slechts vijf van de 350 passagiers overleefden de ramp. Dit incident maakte een einde aan het vervoer van joodse vluchtelingen in schepen over de Zwarte Zee.

    Overigens waren daarvoor ook al twee vluchtelingenschepen gezonken. Een daarvan was de Salvador, een uit Uruguay afkomstig schip, dat op 12 december 1940 verging in de Zee van Marmara. Het oude schip – zonder bedden, reddingsvesten, kompas en weerinstrumenten - had 327 vluchtelingen aan boord, terwijl het slechts geschikt was om 30 tot 40 passagiers te vervoeren. 204 passagiers verdronken. Een volgend schip was de Struma, een schip onder Panamese vlag met 769 vluchtelingen. De Struma had voornamelijk welgestelde joodse passagiers onder wie natuurkundigen, juristen, ingenieurs, zakenmensen, kooplieden en ambachtsmannen. Er waren in de Struma slechts honderd bedden aan boord en geen enkel toilet. Het lag 71 dagen in quarantaine in de haven van Istanbul en kon geen kant uit. Het verging op 24 februari 1942 in de Zwarte Zee. Een persoon overleefde.

    In totaal zouden 16.474 joden met visa via Turkije Palestina bereiken; daarbij moet echter een veel hoger aantal niet-officiële vluchtelingen worden opgeteld.

    Betoog

    ‘Vier mei heeft me nooit iets gezegd. Ik bedoel, het kwam niet vanzelf. Het was niet iets van mij, ik werd er buiten gehouden. Vier mei was van de Hollanders en op vijf mei werd ik gedoogd omdat multiculti de erfenis was van vier mei, van de Tweede Wereld Oorlog. Nooit meer Oorlog, nooit meer rassenhaat, dat soort dingen’

    Dames en heren,
    Hierbij open ik mijn betoog met de speech die Haci Karacaer, de directeur van de Turkse organisatie Milli Görüs Nederland heeft gedaan tijdens een bijeenkomst met betrekking tot 4 mei 2003 . Mijn naam is Ömer Öztürk, ik ben 23 jaar, ik studeer economie en rechten en ben tevens algemeen secretaris van de Milli Görüs-vereniging Furkan in Haarlem.

    In de speech wordt herdacht hoe we vrede en vrijheid hebben gekregen. Hoe hooggeplaatsten lafaards en meelopers bleken. Hoe gewone mannen en vrouwen, jongens en meisjes, uitgroeiden tot helden. Omdat ze vervolgden onderdak boden. Omdat ze in verzet kwamen tegen de bezetter en zijn handlangers. Omdat ze als koerierster de vrijheid van meningsuiting levend hielden. En daar soms met de ultieme prijs voor hebben betaald.

    Sommigen vragen zich af, waarom we bijna zestig jaar later nog altijd stil moeten staan bij het leed dat de Nederlandse, en daarbinnen in het bijzonder de joodse, bevolking is aangedaan. Om nader op het laatste in te gaan, sinds de Tweede Wereld Oorlog zijn vele miljoenen anderen gestorven door onderdrukking, oorlog en hongersnoden. Niet het aantal slachtoffers van de Holocaust alleen maakt het tot een misdaad zonder weerga. Maar juist het doel ervan: het uitroeien van een hele cultuur. Hitler plande een museum van Joodse cultuur, dat in Praag moest worden gevestigd – een museum voor een uitgeroeid volk. Daarom mogen we de Holocaust niet vergeten.

    Helden van buiten Nederland

    In onze discussie van vandaag moeten we stilstaan bij al die helden en heldinnen van buiten ons land die hebben bijgedragen aan onze bevrijding. Het waren niet alleen de Amerikanen of Canadezen die ons hebben bevrijd. Ook de Polen, de Fransen en de vele Surinamers, Marokkanen en Turken die met hun leven voor onze vrijheid hebben betaald.

    We moeten beseffen dat vrijheid en vrede geen natuurverschijnselen zijn. Er is voor gevochten. En wij zijn met zijn allen verantwoordelijk om die erfenis te bewaken. De wereld houdt niet op bij de grenzen van Nederland of Europa. Er zijn conflicten in de wereld die ook onze bevolking hier tot op het bot raakt.

    Hoe verschrikkelijk het leed ook is dat de Palestijnse bevolking wordt aangedaan, we mogen onze joodse medeburgers daarvoor niet verantwoordelijk stellen. Hoe verschrikkelijk terreur ook is, we mogen onze moslim medeburgers daarvoor niet verantwoordelijk stellen.

    Dames en heren,
    Vrijheid en vrede zijn geen natuurverschijnselen. De manier waarop wij hier in Nederland, in Haarlem met elkaar samenleven laat zien, dat vrijheid en vrede geen utopie, geen droom hoeven te zijn, maar een realiteit waarin we met respect met elkaar omgaan. Als anderen daar hoop uit kunnen putten is deze bijeenkomst niet voor niets geweest.

    Ömer Öztürk


    Sources / More reading


    Zie ook Verhalen:
    Haci Karacaer: "We moeten de verhalen uit ons verleden delen"



    Allochtonen van nu & de oorlog van toen - Marokko, de Nederlandse Antillen, Suriname en Turkije in de Tweede Wereldoorlog
    Ad van den Oord, SDU/Forum 2003, isbn 90-5409-420-6
    Marokkanen vechtend in de Zeeuwse klei. Antilliaanse studenten in het Nederlands verzet. Surinaamse vrijwilligers naar de Oost, joodse vluchtelingen (niet) naar de West. Turkije als de enige brug naar Palestina…
    De Tweede Wereldoorlog zette alles op z’n kop. Mensenmassa’s raakten op drift door dienstplicht, deportatie, invasie of vlucht. Dat betekende meestal een lijdensweg, maar daagde ook uit om de eigen identiteit en loyaliteit te overdenken. Hoe waren allochtone Nederlanders bij de oorlog betrokken en hoe beleven ze dat nu? Elke groep heeft z’n eigen verhaal, zo wordt duidelijk. Maar als we elkaar goed willen begrijpen, moeten we ook delen in elkaars verleden.
    'Allochtonen van nu & de oorlog van toen' is een eerste stap. Het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD) heeft in opdracht van FORUM, Kennisinstituut voor Multiculturele Ontwikkeling, onderzoek gedaan naar de militaire, economische en politieke betrokkenheid van Marokko, Turkije, Suriname en de Nederlandse Antillen bij de Tweede Wereldoorlog. Deze uitgave zal het gezamenlijke verleden van autochtone en verschillende allochtone bevolkingsgroepen in Nederland voor het voetlicht brengen.

    Het Nederlandse Rode Kruis, de heer Victor Laurentius.

    Ondergang. De vervolging en verdelging van het Nederlandse jodendom 1940-1945. Dr. J. Presser, 's Gravenhage 1965, pag. 426-427.

    In Depot. Dagboek uit Westerbork. Philip Mechanicus, Amsterdam 1964 (1989).

    Jonge Turk; Over liefde en moed in het moderne Turkije. Moris Farhi, De Geus 2005. ISBN 90-445-0606-4

    www.essex.ac.uk/wyvern
    www.tsha.utexas.edu/handbook
    nl.wikipedia.org