Turkije in WO II

Thema-avond 'Bevrijding voor iedereen', Haarlem
Spreker: Ömer Öztürk
Dinsdag 25 mei 2004


Zelf ben ik een Nederlander met een Turkse afkomst. Ik ga jullie dan ook een stukje van de bevrijding vanuit Turks perspectief en de bijdrage van Turkije aan de bevrijding zelf vertellen. Ik concentreer me op de redenen van de neutrale rol van Turkije in de Tweede Wereldoorlog, en op de houding ten opzichte van de vele joodse vluchtelingen. De gegevens ontleen ik grotendeels aan een recente publicatie van Forum, NIOD en SDU: Ad van den Oort, Allochtonen van nu & de oorlog van toen - 2004).

Turkije aan de vooravond van WO II

Turkije wilde na de traumatische ervaringen in de jaren 1912-1922 koste wat kost neutraal blijven bij een nieuwe oorlog. Turkije was na de Balkanoorlogen (1912-1913) vrijwel alle Europese bezittingen kwijtgeraakt en leek ten dode opgeschreven als niet snel een sterke Europese bondgenoot werd gevonden. Na de overwinning in de Frans-Duitse oorlog van 1870 zag 'Istanbul' Duitsland steeds meer als een nuttige bevriende natie. Het pakte echter anders uit. De Eerste Wereldoorlog, waarbij Turkije aan Duitse zijde streed, bracht het land jaren van slopende veldtochten. Door oorlogsverrichtingen, evacuaties en ziektes stierven in Turkije miljoenen mensen.

Turkije, waar al eeuwenlang een grote joodse gemeenschap woonde, kreeg direct na de machtsovername door Hitler (1933) te maken met joodse vluchtelingen. Zij behoorden tot de ‘intellectuelenvlucht’ uit nazi-Duitsland, waarin zich naast joodse geleerden ook liberale, katholieke en sociaal-democratische wetenschappers bevonden. De Turkse regering zag deze wetenschappers als een welkome bijdrage aan de modernisering van de samenleving en bood hun werk aan op universiteiten en ziekenhuizen van Istanbul en Ankara. Bijna was ook Albert Einstein naar Turkije afgereisd. Hij kreeg een aanbod van de universiteit van Istanbul, maar koos op het laatste moment voor een benoeming tot hoogleraar in Princeton in de VS. De wetenschappers uit Duitsland vormden een geheel eigen leefgemeenschap, al was het maar omdat ze een salaris ontvingen dat vijfmaal hoger was dan dat van hun Turkse collega’s.
---------------

"... de belangrijkste aanbeveling voor mijn moeder [die in 1938 van het ministerie voor Volksgezondheid de opdracht kreeg een landelijke verloskundigenopleiding op te zetten] was afkomstig van ... professor Albert Eckstein, een Duitse joodse kinderarts die van Atatürk persoonlijk asiel had gekregen als vluchteling uit Hitlers Duitsland en die in de loop der jaren de status van heilige had verworden binnen het Nünüme-ziekenhuis in Ankara - het instituut dat model staat voor alle ziekenhuizen in het land". (Moris Farhi, Jonge Turk, p. 33)
---------------

In 1934 ontstonden in noordwestelijk Thracië (het Europese deel van Turkije) pogroms, jodenvervolgingen. Vele duizenden joden vluchtten naar Istanbul. Premier Ismet Inönü sprak zich onomwonden uit tegen de pogroms, en liet soldaten en politieagenten naar de streek sturen om de orde te handhaven. Een gevolg van de pogroms was dat de Turkse joden meer betrokken raakten bij de nationale politiek, waardoor bijvoorbeeld Dr. Abravaya Marmarali het eerste joodse parlementslid werd. Maar de antisemitische onderstroom in de samenleving, geactiveerd door Duitse nazi’s, dook eind 1937 weer op toen joodse vluchtelingen uit Polen, Hongarije en Roemenië in Turkije aankwamen.

[Red.: Overigens moesten de Turkse minderheden, zoals Grieken, Armeniërs, Assyriërs, Arabieren, Alevieten, Koerden, Joden en anderen van Atatürk een Turkse voornaam aannemen, naast hun etnische naam.]
---------------

"Je hebt al kunnen opmaken uit mijn beschrijving van Esters zorgen om haar familie, dat Bilâl – en inderdaad ook Naim en Can – joods was; en misschien ben je verbaasd over hun moslimnamen. ... Atatürk ... wilde dat zijn volk trots was op zijn ‘turksheid’. Daardoor werden alle minderheden verplicht hun kinderen een Turkse naam te geven naast hun etnische naam. En zo stond naast Benjamin Bilâl; naast Nehemiah Naim, en naast Jacob Can.” (Moris Farhi, Jonge Turk, p. 63).
---------------

Pogingen om de antisemitische stemming ook in politieke daden om te zetten, leden evenwel schipbreuk. Een initiatiefvoorstel van enkele Turkse parlementariërs om gevluchte joden te verplichten binnen een jaar de Turkse taal te beheersen op straffe van uitwijzing, haalde het niet.


Kaart: www.turkijelinks.nl

Toen de Duitsers in rap tempo in april 1941 Griekenland veroverden en oprukten tot de grenzen van Thracië, ontstond het gerucht dat de Duitsers, wanneer ze in Istanbul arriveerden, de ovens van de bakkerij in de wijk Balat zouden gebruiken om joden te cremeren. Dat gerucht tekende de situatie in de eerste oorlogsjaren. De joden voelden zich in Turkije, met zijn pro-Duitse sentimenten, niet veilig toen Hitler voor de poorten van het land stond. Maar ook de Turken zelf, en niet in de laatste plaats de regering, waren bezorgd over een Duitse inval. Die angst maakte de houding tegenover joodse vluchtelingen ambivalent.
Turkije vormde in de oorlog – door de snel oprukkende Duitse legers – al spoedig de enige brug naar Palestina. Immers, na de Eerste Wereldoorlog kwam Palestina van Turks onder Brits bestuur, met de uitdrukkelijke belofte van de Britten dat de Balfour-declaration (het scheppen van een joods nationaal thuis in Palestina) zou worden uitgevoerd.
Zowel voor- als tegenstanders van joodse emigratie naar Palestina oefenden druk uit op de Turkse regering. Deze was echter beducht voor grootscheepse illegale vluchtelingentransporten. Daarmee liep de Turkse staat immers het risico zelf ‘opgescheept te blijven zitten’ met de vluchtelingen. Bovendien wilden de Turkse leiders zo min mogelijk de grootmachten Duitsland en Engeland tegen zich in het harnas jagen.

Op 12 februari 1941 nam het Turkse parlement een wet aan, die het mogelijk maakte dat het kantoor van de Jewish Agency in Istanbul de doorgang van joodse immigranten organiseerde naar Palestina. Maar de toestemming bleef wel beperkt tot joden met een door Engeland verleend visum. Toch konden zo duizenden Oost-Europese joden gered worden. De oprukkende Duitse troepen hadden joodse vluchtelingen uit Polen, Oostenrijk, Hongarije een Tsjecho-Slowakije in overvolle bootjes via de Donau naar Roemenië gejaagd. Daar was de hoop van de vluchtelingen – en van de reeds zwaar vervolgde 900.000 Roemeense joden – gevestigd op zeeschepen in de havenstad Constanta, waarmee ze via de Zwarte zee en Turkije Palestina zouden kunnen bereiken.

Maar Hitler, die met dorstige ogen keek naar de rijke olievelden in het Midden-Oosten, had de groot-mufti van Palestina beloofd dat er geen joden naar Palestina zouden ontsnappen. Hitlers antisemitisme ondervond grote sympathie in de Arabische wereld. En de Britse bestuurders van Palestina wilden de Arabieren niet nog verder tegen zich in het harnas jagen. Onder het voorwendsel van gevaar voor Duitse spionnen werd Palestina door de Britten geblokkeerd, om zo te voorkomen dat illegale vluchtelingen binnenkwamen. De Turkse autoriteiten vreesden echter dat desondanks de illegale vluchtelingentoestroom over zee zou toenemen, met alle kans op ongelukken. Daarom benaderde de Turkse regering de VS om een legaal en ordelijk transport van 300.000 Roemeense joden via Turkije naar Palestina mogelijk te maken. De Amerikanen stelden echter dat er te weinig schepen voorhanden waren, dat een dergelijke migratie bovendien in strijd was met de Britse toelatingsquota (75.000 in vijf jaar) en dat zo’n massaal transport de Arabieren in handen zou drijven van Hitler.

De schepen Salvador, Struma en Mefkure


De Struma (www.wdr.de)

In 1944 lukte het de VS om de Roemeense ambassadeur in Turkije te bewegen tot toestemming om 50.000 joden uit Roemenië met Turkse boten naar Istanbul en vervolgens via land naar Palestina te brengen. Al spoedig bereikten acht schepen met in totaal 2.936 joodse vluchtelingen uit Roemenië via Turkije Palestina. Maar midden augustus 1944 werd het vluchtelingenschip de Mefkure, varend onder Turkse en Rode Kruis-vlag, beschoten door een niet-geïdentificeerd oorlogsschip. Slechts vijf van de 350 passagiers overleefden de ramp. Dit incident maakte een einde aan het vervoer van joodse vluchtelingen in schepen over de Zwarte Zee.

Overigens waren daarvoor ook al twee vluchtelingenschepen gezonken. Een daarvan was de Salvador, een uit Uruguay afkomstig schip, dat op 12 december 1940 verging in de Zee van Marmara. Het oude schip – zonder bedden, reddingsvesten, kompas en weerinstrumenten - had 327 vluchtelingen aan boord, terwijl het slechts geschikt was om 30 tot 40 passagiers te vervoeren. 204 passagiers verdronken. Een volgend schip was de Struma, een schip onder Panamese vlag met 769 vluchtelingen. De Struma had voornamelijk welgestelde joodse passagiers onder wie natuurkundigen, juristen, ingenieurs, zakenmensen, kooplieden en ambachtsmannen. Er waren in de Struma slechts honderd bedden aan boord en geen enkel toilet. Het lag 71 dagen in quarantaine in de haven van Istanbul en kon geen kant uit. Het verging op 24 februari 1942 in de Zwarte Zee. Een persoon overleefde.

In totaal zouden 16.474 joden met visa via Turkije Palestina bereiken; daarbij moet echter een veel hoger aantal niet-officiële vluchtelingen worden opgeteld.

Vier mei heeft me nooit iets gezegd. Ik bedoel, het kwam niet vanzelf. Het was niet iets van mij, ik werd er buiten gehouden. Vier mei was van de Hollanders en op vijf mei werd ik gedoogd omdat multiculti de erfenis was van vier mei, van de Tweede Wereld Oorlog. Nooit meer Oorlog, nooit meer rassenhaat, dat soort dingen’

Dames en heren,
Hierbij open ik mijn betoog met de speech die Haci Karacaer, de directeur van de Turkse organisatie Milli Görüs Nederland heeft gedaan tijdens een bijeenkomst met betrekking tot 4 mei 2003 . Mijn naam is Ömer Öztürk, ik ben 23 jaar, ik studeer economie en rechten en ben tevens algemeen secretaris van de Milli Görüs-vereniging Furkan in Haarlem.

In de speech wordt herdacht hoe we vrede en vrijheid hebben gekregen. Hoe hooggeplaatsten lafaards en meelopers bleken. Hoe gewone mannen en vrouwen, jongens en meisjes, uitgroeiden tot helden. Omdat ze vervolgden onderdak boden. Omdat ze in verzet kwamen tegen de bezetter en zijn handlangers. Omdat ze als koerierster de vrijheid van meningsuiting levend hielden. En daar soms met de ultieme prijs voor hebben betaald.

Sommigen vragen zich af, waarom we bijna zestig jaar later nog altijd stil moeten staan bij het leed dat de Nederlandse, en daarbinnen in het bijzonder de joodse, bevolking is aangedaan. Om nader op het laatste in te gaan, sinds de Tweede Wereld Oorlog zijn vele miljoenen anderen gestorven door onderdrukking, oorlog en hongersnoden. Niet het aantal slachtoffers van de Holocaust alleen maakt het tot een misdaad zonder weerga. Maar juist het doel ervan: het uitroeien van een hele cultuur. Hitler plande een museum van Joodse cultuur, dat in Praag moest worden gevestigd – een museum voor een uitgeroeid volk. Daarom mogen we de Holocaust niet vergeten.

Helden van buiten Nederland

In onze discussie van vandaag moeten we stilstaan bij al die helden en heldinnen van buiten ons land die hebben bijgedragen aan onze bevrijding. Het waren niet alleen de Amerikanen of Canadezen die ons hebben bevrijd. Ook de Polen, de Fransen en de vele Surinamers, Marokkanen en Turken die met hun leven voor onze vrijheid hebben betaald.

We moeten beseffen dat vrijheid en vrede geen natuurverschijnselen zijn. Er is voor gevochten. En wij zijn met zijn allen verantwoordelijk om die erfenis te bewaken. De wereld houdt niet op bij de grenzen van Nederland of Europa. Er zijn conflicten in de wereld die ook onze bevolking hier tot op het bot raakt.

Hoe verschrikkelijk het leed ook is dat de Palestijnse bevolking wordt aangedaan, we mogen onze joodse medeburgers daarvoor niet verantwoordelijk stellen. Hoe verschrikkelijk terreur ook is, we mogen onze moslim medeburgers daarvoor niet verantwoordelijk stellen.

Dames en heren,
Vrijheid en vrede zijn geen natuurverschijnselen. De manier waarop wij hier in Nederland, in Haarlem met elkaar samenleven laat zien, dat vrijheid en vrede geen utopie, geen droom hoeven te zijn, maar een realiteit waarin we met respect met elkaar omgaan. Als anderen daar hoop uit kunnen putten is deze bijeenkomst niet voor niets geweest.

Ömer Öztürk

© 2023 Bevrijding Intercultureel