Andere militairen (26)


Deel van oorlogsmonument in Paramaribo (foto: Pim Ligtvoet)

Buiten de twee hierboven genoemde dragers van de Willemsorde Ryhiner en Voss, staan ook tien andere personen op de genoemde website vermeld. Hieraan worden toegevoegd de namen van de militairen die op het oorlogsmonument in Paramaribo staan, en van enkele leden van de Prinses Irenebrigade.

Marcel Gerardus A-Tjak (Paramaribo, 18 juli 1917), werd in 1948 onderscheiden met het Vliegerkruis. De reden was zijn deelname als waarnemer aan bombardementsmissies van een eskader Fokker C-X dubbeldekkers tegen de Duitse inval van mei 1940. Marcel A-Tjak studeerde in Nederland en was gemobiliseerd als reserve tweede luitenant. Achter de piloot gezeten was de waarnemer ook degene die bommen afwierp en zo nodige vuurde. De eerste actie was bij op de dag van de inval zelf bij de Waalhaven (10 mei), de tweede en derde bij de Grebbeberg (13 mei).

Levensloop
Marcel A-Tjak was zoon van een gemengd gehuwd echtpaar. Zijn vader, James George A-Tjak (1888), 2de generatie Chinese Surinamer, was boekhouder bij de Koloniale Vaartuigen. Hij was katholiek en had de Nederlandse nationaliteit. Zijn moeder, Jeane Victoria Favery (1889), kwam uit een familie van vrijgeboren en vroeg vrijgelaten slaven. Sommige Faverys bezaten zelf slaven. Marcel verhuisde na zijn opleiding aan de MULO (1935) naar Nederland. Hij volgde er de HBS (Amsterdam, 1935), de HTS (1937) en na de oorlog de Technische Hogeschool Delft (1948). Ir. A-Tjak werkte voor de Biliton Maatschappij in Indonesië, voor bedrijven in Nederland en tenslotte bij de afdeling mijnbouw van de TH Delft (1968-1981), de laatste jaren als hoogleraar.

Waarnemer/boordschutter
Marcel A-Tjak was als dienstplichtige voor de oorlog een jaar lang opgeleid als waarnemer. Een latere collega en vriend, Dick Lewis (1914), spreekt van waarnemer/boordschutter. Waarnemen bleek in de praktijk ook seinen, navigeren, fotograferen, schieten met de mitrailleur en bommen gooien in te houden. "Richten deed je door met het blote oog in te schatten wanneer je de maximaal acht bommen van vijftig kilo losliet. Later kregen we een bommenrichtkijker, die door een gat in de bodem van het vliegtuig keek. Communiceren met de vlieger - naar links of naar rechts - deed je door hem op de rug te tikken. Dan nam hij gas terug en keek om, waarna je elkaar 'beschreeuwde'. Schieten tenslotte deed de waarnemer met een mitrailleur op de rug van het toestel." (De Vliegende Hollander. Maandblad van de Koninklijke Luchtmacht. Maart 2009, p. 18-19) (www.defensie.nl).

10 mei 1940
Lewis vertelt dat hij op de eerste dag van de Duitse overval om half vier 's morgens wakker wordt van de Duitse Luftwaffe. Zogenaamd op weg naar Engeland waren Heinkels 111 op zee bij Bergen omgekeerd en hadden het vliegkamp van de Militaire Luchtvaart kapot gebombardeerd, met de Fokkers G1 die er stonden. Op een na waren alle twaalf jachtvliegtuigen verbrand. De lichte Fokkers C-X (C-10) van de Strategische Verkenningsafdeling (StraVerVa) stonden aan een bosrand verderop en waren ongedeerd. De waarnemers en hun piloten taxieden ze naar het vliegveld en wisten de lucht in te komen. Vijf gaan op weg naar Vliegveld Waalhaven bij Rotterdam. Lewis, met formatieleider Hofstede in de '713', vliegt met nog twee C-X'en naar Valkenburg. Marcel A-Tjak zit als waarnemer in de '709' met vlieger Pleij. Dick Lewis noteert dat de vijf zeker last hebben gehad van Messerschmitt patrouillevliegtuigen. Boven het Waalhavengebied krijgen ze het te verduren van Duitse jagers. Twee C-X'en moeten onderweg naar Bergen een noodlanding maken. "Het toestel van mijn vriend Marcel A-Tjak was doorzeefd met kogels maar hij kwam toch nog veilig aan de grond." In de dagen erna oefenen de kwetsbare verkenningsvliegtuigen zich in hu-bo-be-vliegen, laag over de grond, huisje-boompje-beestje. Hu-bo-be wordt hun strijdkreet. Dankzij het grondpersoneel waren C-10's weer snel inzetbaar.


Fokker C-X 712 en 705 (bron: www.waroverholland.nl)

13 mei
Auteur A.M.A. Goossens heeft een reconstructie gemaakt van de luchtverdediging in de Grebbelinie ... tijdens de meidagen van 1940 (www.grebbeberg.nl - artikel p. 89-93). De rol van reservist A-Tjak komt er goed in naar voren. Om 3.47 uur stijgen 4 C-X'en op. In het commandovliegtuig 705 zitten Marcel A-Tjak en vlieger Hofstede, 1e luitenant en beroepsmilitair. Ze gaan op weg voor de grootste Nederlandse luchtmissie in de meidagen van 1940: een aanval op de Duitse artillerie bij Wageningen die de Nederlandse troepen in de Grebbelinie bestookt. De formatie dubbeldekkers vliegt over de Zaanstreek naar Buiksloot waar 7 jagers zich aansluiten. Na Weesp ziet men, zo schrijft reservist Postma later, een man in een seinwachtershuisje geestdriftig zwaaien. Boven Rhenen stijgen de C-X'en naar 350 meter en even buiten Wageningen, bij landgoed Oranje Nassau Oord, laten de waarnemers hun bommen op de Duitse batterijen vallen. Ook de jagers bombarderen. Het bos vat vlam. Het kleine eskader neemt ook personen onder vuur. De Duitse luchtafweer schiet terug maar alle elf toestellen kunnen terugkeren. Een Nederlandse autocolonne beschiet hen nog onderweg. De opdracht is geslaagd en om 5.01 uur zijn de dubbeldekkers terug in Bergen.

Nieuwe inzet
Vanwege de ernst van de situatie aan de Grebbeberg besluit het opperbevel een tweede bombardement door C-X'en en jagers uit te laten voeren. De kapitein van StraVerVa vraagt vrijwilligers. Alle reservisten melden zich. Omdat het commando-toestel niet operationeel blijkt te zijn wordt Postma commandant. Marcel A-Tjak is zijn waarnemer. Ze vliegen in de 705. De volledig uit reservisten bestaande formatie is om 11.22 uur uit Bergen vertrokken. In Buiksloot zijn nu 5 jagers die meedoen. De escadrille ziet Rhenen branden. Men stijgt. A-Tjak gebruikt de bommenzichtkijker, tikt op de schouder van de vlieger en laat zijn bommen op de Duitse stellingen vallen. De luchtafweer vuurt terug. Postma gebruikt de mitrailleur. Op de autoweg Rhenen-Wageningen zijn Duitse eenheden. A-Tjak neemt ook foto's. De Nederlandse formatie wordt niet ernstig beschadigd en de vliegers en waarnemers zijn om 12.40 uur veilig terug in Bergen. De foto's van Marcel worden in woonhuis De Flierefluiter ontwikkeld, maar zullen niet meer worden gebruikt. Ondanks de geslaagde missies was de strijd aan de Grebbeberg al in het voordeel van de Duitsers beslist.

Onderscheidingen
Vier leden van de C-X-formatie worden na de oorlog gedecoreerd. Sibren Jan Postma en Dick Lewis krijgen de Bronzen Leeuw. Robert Hofstede ontvangt evenals Marcel A-Tjak het Vliegerkruis (www.onderscheidingen.nl).

N.B. Met dank aan de heer William L. Man A Hing, schrijver van Sranan Roots - prof. ir. M.G. A-Tjak. (in: Wi Rutu, Tijdschrift Surinaamse Genealogie, dec. 2009)

     
Edouard L. Alvarez                                    Graf Leo Alvarez in Eindhoven
(foto: www.prinsesirenebrigade.nl)          (foto: www.ogs.nl)

Edouard Leo Alvarez/Alveres (Paramaribo, 11 juni 1910) was een van de Surinaamse leden van de Koninklijke Nederlandse 'Prinses Irene' Brigade. Naam op oorlogsmonument Paramaribo. 'Nikkertjes' (premier Gerbrandy) werden aanvankelijk geweigerd in deze eenheid met buitenlandse, ook Zuid-Afrikaanse, vrijwilligers. Men trainde voornamelijk in Engeland (Congleton), maar ook in Canada (o.a. Stratford) werden rekruten getraind. Een monument in het stadspark aldaar herinnert aan die tijd.


Monument Stratford, Canada (foto: Pim Ligtvoet)
Tekst: 'In dankbare herinnering aan het verblijf der Nederlandse troepen in Canada 1941 - 1945'

Richard van de Velde, auteur van de site van de Prinses Irene Brigade, meldt dat Edouard Alvarez in New York woonde en behoorde tot hen die in Canada werden getraind. Op 19 augustus 1941 was de discipline en de leiding zodanig op peil dat prins Bernhard erin toestemde dat de brigade de naam van zijn laatste dochter zou dragen. Men moest wachten tot de invasie om in actie te komen. Dat gebeurde uiteindelijk in 1944, op de verjaardag van prinses Irene, 5 augustus. De brigade vertrok eindelijk om deel te nemen aan de invasie in Normandië en bij de troepen te zijn die de Nederlandse grens zouden overschrijden. Men vocht in het najaar bij Tilburg.

'Korporaal Leo Alvarez werd staande in de toren van zijn pantserwagen bij het Brabantse Oirschot in het hoofd getroffen door een granaatscherf en overleed op 27 oktober 1944' (Ad van den Oord, p. 76). Van de Velde schreef onze site dat de pantserwagen van Alvarez op een landmijn liep. Hij was het enige bemanningslid dat dodelijk getroffen werd. Op de site van de Prinses Irene Brigade staat onder de episode Tilburg het gevecht van 25 oktober beschreven dat tot zijn dood leidde:
'Op woensdag 25 oktober om 7.00 uur, rukte de 46e Brigade van de 15e Schotse Divisie op vanuit de richting Oirschot naar de oostkant van Tilburg. Tegelijkertijd probeerde Gevechtsgroep II van de Prinses Irene Brigade vanuit het zuiden, richting Hilvarenbeek, een doorbraak te forceren op Broekhoven. Deze plaats diende als basis voor de uiteindelijke aanval op Tilburg. (...) De Duitsers hadden aan het riviertje de Oude Ley een vooruitgeschoven verdediging ingericht en beschikte over goede pantserafweerwapens. Door dit vijandelijk vuur en het drassige en zeer open terrein, konden de tanks niet verder oprukken. De scoutcars werden teruggehaald naar het Recce hoofdkwartier, maar zij werden daar 'uitgepeild' en bedolven onder een spervuur van Duitse artillerie. Hierdoor sneuvelde G. Dijkstra en vielen zeer veel gewonden. Infanteristen konden op een gegeven moment ook niet verder meer en groeven zich in. Nadat krachtig artillerie- en mortiervuur op de Duitsers werd afgegeven, werd de vooruitgeschoven vijandelijke post uitgeschakeld ten koste van nog eens drie doden (J. Buytelaar, E. Alvares en A. Berkley) en een groot aantal gewonden.'
Zijn graf is op de gemeentelijke begraafplaats te Eindhoven (K.K. 5-185). Zijn naam is daar 'Alvares', zijn rang als 'dienstplichtig soldaat' weergegeven - zie www.ogs.nl

Zuster Charlotte Petronella ('Nelly') Balinge, geboren te Paramaribo op 7 oktober 1896. Overleden te Amsterdam op 28 mei 1995. Verzetsster Oost-Azië 1942-1945. Gepensioneerd hoofdverpleegster van de Militaire Geneeskundige Dienst.

Harry Julius Anton van Bazel (Paramaribo, 4 februari 1895), arts te Bandoeng, reserve-officier van gezondheid. Opvarende Junyo Maru, naam op oorlogsmonument Paramaribo.

De Junyo Maru (foto: au.geocities.com) Ondergang Junyo Maro (bron: geschiedenis.vpro)

Uit de bezette gebieden van Oost-Azië werden in totaal 68.000 krijgsgevangenen en burgers in schepen naar andere delen van het Japanse imperium vervoerd. Bij de transporten over zee verloren duizenden door gebrek aan lucht en voeding, en vooral door aanvallen van de geallieerden, hun leven. De schepen vervoerden ook wapens en waren vanuit de lucht niet herkenbaar als gevangenenvervoer. Een berucht transport was dat met de Junyo Maru; alle vijftien 'hell ships' hadden een naam eindigend op Maru. Op 16 september 1944 was het Japanse schip Junyo Maru met meer dan 6.000 opvarenden uit Tandung Priok, Java, vertrokken. 4.200 van hen waren Javaanse dwangarbeiders, 'romusha'. De overigen waren Nederlandse, Surinaamse, Britse, Australische en Amerikaanse krijgsgevangenen. Men voer met onbekende bestemming door de straat van Soenda, langs de westkust van Sumatra. Op 18 september, niet ver van de havenstad Bengkulu, torpedeerde de Britse onderzeeër HMS Tradewind het schip. Het zonk en slechts 880 personen overleefden. Het zou de derde grootste scheepsramp ooit worden (zie ook de afdeling Nederlands-Indië). Onder de doden waren 9 Surinaamse militairen van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL).


Graf Willem Burgzorg in Menteng Pulo (foto: www.ogs.nl)

Willem M. Burgzorg. Naam op oorlogsmonument Paramaribo. Op de site van de Oorlogsgravenstichting staat een persoon met dezelfde familienaam maar een andere voornaam: Jacques Burgzorg (Paramaribo, 7 april 1916). Hij was korporaal in het 18de squadron van de Marine Luchtmacht, dat tijdens de oorlog met Mitchell-bommenwerpers vanuit Australië opereerde. Hij overleed op 19 november 1945, na het einde van de oorlog, in Djakarta/Batavia, tijdens de Bersiap-periode (zie Nederlands-Indië). Hij is begraven op het Nederlandse ereveld Menteng Pulo. Op het kruis staat de naam Burgzong.

Eddy Herman Chateau (Paramaribo, 11 juli 1915) was als seinersmaat in het 320ste squadron in dienst bij de Koninklijke Marine Reserve (KMR) - afd. Marine Luchtvaart Dienst. Naam op oorlogsmonument Paramaribo. Hij vloog op 30 augustus 1941 met twee andere Hudsons in de 'Eslawreker' (Hudson V 9063) patrouille bij de Noorse kust. Het vliegtuig moest na beschadiging door Duitse Bf 109-jagers een noodlanding op zee maken. Drie bemanningsleden vonden een zeemansgraf, onder wie Eddy Chateau. De twee overlevenden werden door de Duitsers krijgsgevangen gemaakt. Zijn neef Max Chateau (27 december 1913) kreeg ook een zeemansgraf. Hij was een van de twee 4de machinisten op het stoomschip de Hobbema dat op 3 november 1942, of in de vroege morgen van 4 november, in een konvooi vanuit de VS op de Atlantische Oceaan door de U-132 werd getorpedeerd (zie www.ogs.nl). Er kwamen 28 bemanningsleden om, onder wie negen Engelsen. Eddy was via zijn moeder een neef van Bert en Otto Huiswoud (zie onder).


Leo van Eick (foto: Roy van Eick)
Leo Ludwig van Eick (Paramaribo, 17 april 1919), soldaat van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger. Opvarende Junyo Maru (zie Van Bazel), naam op oorlogsmonument Paramaribo.

Dr. Bernard Jacob Emanuels, geboren te Paramaribo op 3 mei 1898. Overleden te Amsterdam op 14 december 1978. Verzetsster Oost-Azië 1942-1945. Officier van Gezondheid van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger.

Eelo Gitz, geboren te Paramaribo op 7 maart 1922. Overleden 11 april 2012. Als luitenant-generaal Officier in de Orde van Oranje Nassau, Verzetsster Oost-Azië 1942-1945. Cadet-vaandrig der Infanterie van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger. Ook vele andere onderscheidingen.

Albertus Carolus Ferdinand Heidweiller (Paramaribo, 17 maart 1896), soldaat. Opvarende Junyo Maru (zie Van Bazel), naam op oorlogsmonument Paramaribo.N.B.: zijn echtgenote, Alice Emmelina Olivia Heidweiller-Cruden (Nickerie, 19 november 1896) overleed op 24 december 1944 in Bandoeng. Haar vermoedelijke broer, C.C.U.S. Cruden, kwam in 1942 om bij Willemstad (zie zeevarenden).

Henri A. van Helvert hoorde met Leo Alvarez en Willy Wooter tot diegenen van de Prinses Irene Brigade die in augustus 1944 in Normandië aan land werden gezet. Ze zaten in een paracommandogroep, die was ingedeeld bij de artillerie en pantserwagens. Korporaal Van Helvert werd bij gevechten nabij Hedel zwaar gewond en verloor daarbij een been.


Dorpscentrum Hedel, april 1945 (foto: www.prinsesirenebrigade.nl)

De site van de Prinses Irene Brigade schildert de acties bij Hedel. De Nederlandse eenheid, aangevoerd door kolonel A.C. de Ruyter van Steveninck, was toen onderdeel van de 116e Britse brigade, onder leiding van brigadier C. Philips.
Onbekend met de nog wankele afspraak van 22 april 1945 tussen Seyss Inquart en Montgomery over een wapenstilstand, om zodoende voedseltransporten naar het Westen mogelijk te maken, besloot men tot een 'operatie Orange'. De Engelse Royal Marines en de Prinses Irene Brigade zouden bij respectievelijk Alem en Hedel de Maas oversteken. Samen zouden ze vervolgens doorstoten naar de belangrijke brug bij Zaltbommel. De operatie ging op 22 april om 24.00 uur van start.
De eerste verkenningstocht van de Brigade was in de nacht van 19/20 april geweest. De oevers bleken ondermijnd. Bij de patrouille van 21 april verloor een van de mannen een been. Op 23 april werd de aanval op het van burgers geëvacueerde Hedel ingezet. De Duitsers leverden felle weerstand. Men vocht van huis tot huis. Maar de Brigade kreeg de plaats in handen. De doortocht naar de Engelsen mislukte echter. De brigade had 3 doden te betreuren en 7 gewonden. Ook de Royal Marines leden verliezen en konden hun bruggenhoofd niet houden. Het doel om Zaltbommel te bereiken werd opgegeven. Wel wilde men Hedel in handen zien te houden. Op 24 april was het rustig. Beide partijen voerden versterkingen aan; voor de Brigade waren dat nog onervaren rekruten uit Bergen op Zoom. Maar midden in het dorp ontplofte een mijn onder een brengun-carrier, met als gevolg een dode en drie gewonden. Op 25 april vielen de Duitsers aan en dreigden een commandopost met voornamelijk rekruten in te sluiten. Kapitein De Roos besloot hen te ontzetten. Dat lukte, ten koste van negen doden en dertig gewonden. Van Helvert vernietigde persoonlijk twee Duitse mitrailleursnesten. De aanval op een derde kostte de meeste mannen van zijn groep het leven, hij zelf verloor een been. De Brigade wilde doorvechten, maar om 12 uur die dag kwam het bevel tot terugtrekking naar de andere kant van de Maas.
Wat bleek? De voedseltoevoer naar het hongerende westen van Nederland kwam door de operatie Orange in gevaar. Montgomery had de Royal Marines al op 24 en 25 april terug laten trekken en beval nu ook de terugtocht van de Prinses Irene Brigade. Het was de laatste, en nogal tragische oorlogsinzet van de Brigade.


Intocht Prinses Irene Brigade in Utrecht, met Surinaamse soldaat op de bok
(foto: www.prinsesirenebrigade.nl)


Henri van Helvert kreeg op 13 juli 1945 tijdens de afscheidsparade in de Haagse Clingeldaelkazerne van prins Bernhard een Bronzen Leeuw. Deze gold voor 'bijzonder moedige en beleidvolle daden'. Zijn onderscheiding, een van de vijf Leeuwen, was even hoog als die van de kolonel van de Brigade. Aan de Brigade als zodanig werd een Militaire Willemsorde toegekend. Irenemannen die aan de invasie hadden deelgenomen mochten een oranje-blauw fluitkoord op hun uniform dragen ('invasiekoord').

Mozes Monasch Hilfman, geboren op 12 december 1903 te Paramaribo. Overleden te Amstelveen op 3 april 1988. Verzetsster Oost-Azië 1942-1945, Officierskruis XV. Dirigerend Officier van Gezondheid der tweede klasse van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger.

Nico ('John') van der Hoogte , geboren te Paramaribo op 16 september 1916. Overleden te Antjol (Java) op 7 april 1942. Verzetsster Oost-Azië 1942-1945. Employé bij de Nederlandsch-Indische Radio Omroep Maatschappij.

Egbert ('Bert') Julius Huiswoud (Paramaribo, 17 maart 1890), sergeant foerier. Opvarende Junyo Maru (zie Van Bazel), naam op oorlogsmonument Paramaribo. Hij was een broer van Otto Huiswoud, een Surinaams revolutionair. Zij waren neven van Eddy Chateau, wiens moeder een Huiswoud was (zie boven).

Henri Marinus Juta, geboren te Paramaribo op 10 oktober 1912. Overleden in 1984. Vliegerkruis. Officier-zeewaarnemer der 3e klasse der Koninklijke Marine Reserve. Ook vele andere onderscheidingen.

Willem Meijer (Paramaribo, 9 augustus 1899), ls. Soldaat van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger. Opvarende Junyo Maru (zie Van Bazel), naam op oorlogsmonument Paramaribo.

Johan Frits Netto (Paramaribo, 1 december 1895), sergeant van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger. Opvarende Junyo Maru (zie Van Bazel), naam op oorlogsmonument Paramaribo.

Desiré Guillaume del Prado (Paramaribo, 22 mei 1907), ls. Soldaat van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger. Opvarende Junyo Maru (zie Van Bazel), naam op oorlogsmonument Paramaribo.

Gerlof Berthy Salm, geboren te Paramaribo op 11 september 1896. Vele onderscheidingen waaronder Oorlogsherinneringskruis 3.

Willem Adolf Spreeuw (Paramaribo, 18 augustus 1888), onder-luitenant van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger. Opvarende Junyo Maru (zie Van Bazel), naam op oorlogsmonument Paramaribo. N.B.: een mogelijke verwant, Arie Hendrik Willem Spreeuw (Paramaribo, 25 december 1914), stierf in Tjimahi, Indonesië, op 15 juli 1947).


Erwin Strauss en Willy den Ouden (foto: Alg. Handelsblad 5-4-1937)

Erwin Joachim Strauss (Frankfurt, 27-3-1914), was een zoon van Martin Strauss en Auguste Gertrude Lindheimer, beiden Duitse joden. Hij was een van de vier bekende leden van de Prinses Irenebrigade in Suriname. Zijn levensverhaal werd gereconstrueerd door Richard van de Velde, webmaster van www.prinsesirenebrigade.nl.
Erwin groeide met zijn zus Irmgard op bij zijn ouders in Frankfurt am Main. De familie Strauss had contacten in New York en bezat er een appartement. Men reisde daar in de jaren twintig regelmatig vanuit Hamburg, Le Havre of Rotterdam naar toe. Vader Strauss overleed in 1929 op 50-jarige leeftijd. Twee jaar later ging Erwin als 17-jarige vanuit Lausanne naar Den Haag. Mogelijk kon hij terecht bij zijn oom Karl Strauss.
Begin 1937 krijgt hij een oproep voor militaire dienst- omdat hij zes jaar in Nederland woont. Op 1 april van dat jaar verlooft hij zich met de Rotterdamse wereldkampioene estafette-zwemmen Willy den Ouden (1918-1997). Ze worden een bekend paar; ook hij is sportief en 'zwemt en springt zelfs' (Telegraaf 1-4-1937). Willy roept bij haar afscheid van de topsport zelfs de Willy-Erwinbeker voor getalenteerde estafettezwem(st)(m)ers in het leven. Het Algemeen Handelsblad drukt een foto van de verloofden op de Rotterdamse Coolsingel af waarin Erwin zijn uniform draagt. Op 29 april 1938 wordt de 24-jarige Strauss, 'koopman te Scheveningen', Nederlands staatsburger. In september van dat jaar vertrekt hij naar New York, op uitnodiging van zijn oom Alfred Strauss. Mogelijk verbleef ook zijn zus daar; moeder Strauss was in 1935 overleden. Na de oorlog schrijft De Havenloods dat Erwins 'overhaaste' vertrek was veroorzaakt door 'nervositeit over het naderende nationaal-socialisme' (9-3-1961). Erwin woont volgens de stedelijke registratie op 525 Lexington Avenue en is student aan de, nog steeds bestaande, Diller-Quaile School of Music op de 95th Street.


Monument Stratford, Canada (foto: blog One Tank Trips)
Tekst: 'To the people of Stratford in grateful memory of their kindness and hospitality to the soldiers of the oppressed Netherlands 1941-1945'

Net als andere Nederlandse mannen in het buitenland wordt hij in augustus 1940 opgeroepen om zich als dienstplichtige te laten registreren. Dat doet Erwin, en begin 1941 gaat hij naar Stratford, Canada, en meldt zich daar bij het opleidings- en trainingskamp van de Prinses Irene Brigade. In augustus wordt de groep naar de Engelse thuisbasis in Wolvershampton gestuurd; zijn geval lijkt een beetje op dat van Edouard Alvares. In de Engelse kazerne worden in september vrijwilligers gezocht voor 'overzeese oorlogstaken' en Strauss is een van 90 mannen, onder wie verschillende 'Dutchies', die zich aanmelden. Ze worden met 3000 man van de RAF vanuit Schotland met de 'Pasteur' in beschermd konvooi - Duitse U-boten waren overal actief - naar Halifax verscheept.
In de havenstad horen ze van hun Canadese kapitein Van Stolk dat ze als 'Tweede Detachement' op de eilandhopper 'Lady Nelson' naar Brits Guyana gaan en vandaar met de ' Cottica' naar Paramaribo.



Ze worden er ontvangen door kapitein Van der Hoek van het Eerste Detachement en de militaire kapel van het KNIL-garnizoen. Ze krijgen een tropenuniform uitgereikt.
Het is eind november 1941. Nog geen drie maanden later, op 16 januari 1942, is Erwin Strauss dood. Uit het dagboek van J.J. Samson, ook lid van de Irenebrigade, blijkt dat Erwin, die door vrienden 'Pasja' werd genoemd, bij de codedienst van de brigade werkte. Vanwege zijn intelligentie en talenkennis was hij daar erg geschikt voor. Hij werd er korporaal. Maar niet alle collega's accepteerden een 'Duitser' op deze vertrouwenspost en lieten dat merken. Dat heeft Erwin volgens Samson tot zelfdoding gebracht.



Op 17 januari 1942 kreeg Erwin Strauss op de joodse begraafplaats van Paramaribo zijn laatste rustplaats. Anders dan drie andere overleden kameraden, die na de oorlog op de erebegraafplaats in Loenen werden bijgezet, is Erwins graf, vermoedelijk vanwege de eeuwige grafrust, in Suriname gebleven.
Bronnen en foto's: website Prinses Irene Brigade; Delpher.nl; Nieuw Israëlitisch Weekblad 11-9-2020.

René Henri Jules de Vries, geboren te Paramaribo op 5 augustus 1913. Gesneuveld op de rede van de oliehaven Balikpapan, Borneo, als piloot aan boord van Hr.Ms. Vliegboot 'X 14' (Dornier Do 24K), op 22 januari 1942. De Vries was vierde stuurman ter Koopvaardij, bij de Koninklijke Pakketvaart Maatschappij (KPM) en luitenant ter zee tweede klasse bij de Koninklijke Marine Reserve (KMR). Vanaf 22 januari voerden Nederlandse en Amerikaanse strijdkrachten acties uit om de Japanse aanval op de olievelden rond Balikpapan af te slaan. Vermoedelijk was De Vries oververmoeid. Vliegerkruis met Eervolle Vermelding, later vervangen door de Bronzen Leeuw. (zie ook www.ogs.nl - N.B.: spreekt alleen van Vliegerkruis). Naam niet op oorlogsmonument Paramaribo.

Anton Christiaan Johannes George Vrieze (Paramaribo, 15 februari 1888), was sergeant van de infanterie in het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger. Als krijgsgevangene werd hij door de Japanse bezetter te werk gesteld aan de beruchte Birma-spoorlijn. Hij kwam daar op 19 oktober 1943 om het leven in Chungkai, het huidige Thailand, en is daar op het op het War Cemetery begraven (9A8). Naam op oorlogsmonument Paramaribo, foutief als W.A. Vrieze en zeevarende.


W.M. Wesenhagen (foto: M. Nederlof)

Wilhelm Martin Wesenhagen, geboren te Paramaribo op 21 januari 1893. Overleden te 's-Gravenhage op 10 mei 1964. Verzetsster Oost-Azië 1942-1945. Reserve-officier van gezondheid der eerste klasse.
De vader van W.M. Wesenhagen was huisarts te Paramaribo. Wilhelm Martin studeerde in Utrecht geneeskunde en ging daarna naar Nederlands-Indië. Zijn tweede vrouw was Johanna Lamaker en zij kregen twee dochters. Bij het uitbreken van de oorlog was hij reserve-officier van gezondheid 1e klasse. Na de capitulatie van het KNIL heeft hij zijn praktijk als garnizoensarts nog zo lang mogelijk voortgezet. In juli 1943 kwam hij na enige omzwervingen terecht in barak 18 van het Baroskamp te Tjimahi (red: zie ook Verhalen - Brugmans). Hij kreeg de leiding over de barakken waarin de dysenteriepatiënten waren ondergebracht. Hij wist voor hen medicijnen naar binnen te smokkelen, stond gevangenen bij die een lichamelijke bestraffing moesten ondergaan (en wist die bestraffingen soms door overreding te voorkomen) en hij smokkelde berichten van 'buiten' over het verloop van de oorlog naar binnen. In januari 1945 werd hij hierbij betrapt en naar de kempetai (Japanse militaire politie, te vergelijken met de SS) overgebracht onder beschuldiging van spionagewerkzaamheden. Na daar te zijn 'verhoord' onder mishandelingen werd hij door de Militaire Krijgsraad te Batavia veroordeeld tot 3 jaar gevangenisstraf en werd hij opgesloten in de Tjipinan-gevangenis te Batavia. Hier ging hij op dezelfde wijze te werk als in het Baroskamp. Eind juli 1945 werd hij naar de Soekamiskin-gevangenis te Bandoeng overgebracht.
Bij KB nr.46 van 23 mei 1950 werd hem de Verzetsster Oost-Azië verleend. De overwegingen luidden: 'Heeft zich door geestkracht, karaktervastheid en gemeenschapszin op bijzondere wijze verdienstelijk gemaakt tijdens de Japanse bezettingsperiode.'
Rond 1949, toen duidelijk werd dat Indië onafhankelijk zou worden, is hij naar Den Haag gegaan. Vooral oud-Indiëgangers in Den Haag waren zijn patiënt, onder wie mensen die hij in het kamp had weten te redden. Hij overleed op 10 mei 1964 te Den Haag.
Met dank aan mevrouw Marjo Nederlof (kleindochter).

Hendrik Jan Wiers (Paramaribo, 9 april 1894), arts te Bandoeng, officier van gezondheid 1e kl. (KNIL). Opvarende Junyo Maru (zie Van Bazel), naam op oorlogsmonument Paramaribo.


Willy Wooter (foto: www.verzetsmuseum.org)

Willy Wooter hoorde met Leo Alvarez en Henri van Helvert tot diegenen van de Prinses Irene Brigade die in augustus 1944 in Normandië aan land waren gezet. Ze maakten deel uit van een paracommandogroep, die was ingedeeld bij de artillerie en de pantserwagens. Eind september, begin oktober 1944 was de Brigade in het gebied onder Nijmegen. Men moest in Grave de bruggen over de Maas bewaken en vanaf 6 oktober, vanuit Horssen, de bruggen over het Maas-Waalkanaal in Heumen (Malden) en Neerbosch (Nijmegen). Willy Wooter kreeg bij een van deze bruggen een schampschot in zijn nek. Zie verder onder Henri van Helvert.

Bronnen:
Database John T.S. Brouwer de Koning
www.veteraneninstituut.nl
www.onderscheidingen.nl
www.prinsesirenebrigade.nl

© 2023 Bevrijding Intercultureel