Homoseksuelen in oorlog en verzet - inleiding
Bijzondere films
'Roze' filmprogramma in Verzetsmuseum
Documentaires brengen oorlogservaringen homoseksuelen nog meer tot leven
Ter gelegenheid van de expositie 'Wie kan ik nog vertrouwen? Homoseksueel in nazi Duitsland en bezet Nederland' (van 22/9/2006 t/m 14/1/2007 in het Verzetsmuseum Amsterdam) organiseert stichting IHLIA i.s.m. het Verzetsmuseum en filmtheater Rialto dit najaar een uitgebreid roze filmprogramma in Amsterdam. Documentaires en speelfilms waarin de ervaringen van homo's en lesbiennes tijdens de bezetting uitgebreid aan bod komen.
- zo 8 oktober, 13.00 uur, Verzetsmuseum Amsterdam:
Paragraph 175
Veelvuldig bekroonde documentaire over de vervolging van homoseksuelen gedurende het nazi-tijdperk. Belicht wordt hoe Berlijn veranderde van een stad waar iedereen kon doen wat hij wilde in een stad waarin zelfs een simpele aanraking tot een veroordeling kon leiden. - zo 8 oktober, 15.30 uur in filmtheater Rialto (aansluitend):
Un amour à taire (speelfilm)
1942, de lente van Sarah, joods, Jean en Philippe, beiden homo. Alledrie hebben ze dezelfde wens: vrij te leven, zonder dat ze erop aangekeken worden dat ze anders zijn. Op een dag wordt Jean ervan beschuldigd dat hij de minnaar zou zijn van een van de officieren van de Wehrmacht. Dit is het begin van het einde voor de drie mensen. - zo 15 oktober, 13.00 uur, Verzetsmuseum Amsterdam:
Maar ik was een meisje
Documentaire uit 1999 over Frieda Belinfante (1905-1995), de eerste vrouwelijke dirigent met een eigen symfonieorkest, eerst in Nederland en later in Orange County, Carolina. Belinfante was actief in het verzet en onder meer betrokken bij de aanslag op het Amsterdamse bevolkingsregister in 1943. - zo 15 oktober, 15.30 uur in filmtheater Rialto (aansluitend):
Aimée & Jaguar (speelfilm)
Berlijn, 1943. Terwijl iedere nacht de bommen vallen, gaat het sociale leven door. Bij een concert ontmoet Lily, getrouwd met een frontsoldaat en moeder van vier jongens (en om die reden onderscheiden met het 'Mutterkreuz'), de energieke Felice. Kort daarop ontvangt ze een liefdesbrief van Felice, gericht aan 'Aimée' (beminde) en ondertekend met 'Jaguar'. Hoewel Lilly aanvankelijk niet gediend is van de avances van Felice, groeien ze naar elkaar toe. Ze worden elkaars geliefde en gaan samenwonen. Lily weet niet dat Felice joods is en actief in het verzet. - zo 22 oktober, 13.00 uur, Verzetsmuseum Amsterdam:
Love story: Berlin 1942
Documentaire waarin de echte Lily, dan 82 jaar oud, en de vrienden van Felice terugkijken op haar leven en haar liefde voor Felice.
Kaarten voor de films zijn verkrijgbaar bij de desbetreffende locatie: Filmtheater Rialto, Ceintuurbaan 338, Amsterdam, informatie en reserveringen: 020-6768700
Verzetsmuseum, Plantage Kerklaan 61, 020-6202535. Entrée per film 7,50 euro p/p (bij Verzetsmuseum inclusief toegang tot het museum)
De expositie 'Wie kan ik nog vertrouwen? Homoseksueel in nazi Duitsland en bezet Nederland', is in het Verzetsmuseum te zien van 22 september 2006 t/m 14 januari 2007.
Voor meer informatie zie de websites van Verzetsmuseum, IHLIA of Rialto.
Omslag boek over Willem Arondéus
Het is een weinig bekend, en niet altijd bekend gemaakt, feit dat er homoseksuele mannen en vrouwen waren die hun leven tijdens de nazi-bezetting op het spel hebben gezet. In de literatuur wordt een aantal namen genoemd, vele uit kunstenaarskringen.
Namen
Student Han Stijkel was de religieus geïnspireerd leider van een der eerste illegale groepen, de ‘Stijkelgroep’ – hij noemde zichzelf geen homo. Danser en dichter Karel Pekelharing was betrokken bij de overval op de gevangenis aan de Amsterdamse Weteringschans. Kleermaker Sjoerd Bakker was samen met schilder-schrijver Willem Arondéus actief bij de aanslag op het Amsterdamse bevolkingsregister. Willem Arondéus kwam voor zijn geaardheid uit en wilde bewijzen dat homo’s net zo moedig kunnen zijn als anderen.
Alle vier genoemden werden geëxecuteerd.
Frieda Belinfante (Bron: www.nps.nl)
De lesbische celliste en dirigente Frieda Belinfante was een voortrekker in het kunstenaarsverzet. Zij nam als man verkleed aan het verzet deel en ontsnapte aan de Gestapo. Het vriendinnenpaar Ru Paré en Do Versteegh redde meer dan vijftig joodse kinderen het leven. De bekende socialistische en homo-erotische schrijver Jef Last zat bij verzetsgroep De Vonk. Hij had contact met de redacteuren van 'Levensrecht' (1940), de basis voor het na de oorlog opgerichte COC. Nico Engelschman, en Jaap van Leeuwen waren bij verschillende verzetsgroepen actief. Jaap Diekmann dook vermoedelijk onder, werd gepakt en was dwangarbeider in Duitsland.
Van de andere naoorlogse COC-leden zijn Gé Winter te noemen, die zijn joodse vriend Van Spiegel en diens familie redde, en de Haagse uitgever/tolk Henri Methorst, die de psychiater Coen van Emde Boas en zijn vrouw uit de handen van de nazi's hield.
In Groningen deed de tabaksfabrikant Willy Niemeijer, omgekomen in Neuengamme, illegaal werk. In Amsterdam was het Castrum Peregrini actief, een onderduikhuis voor joodse vluchtelingen rond de Duitse intellectueel Wolfgang Frommel, navolger van de dichter Stefan George. Homo-erotiek was een verdekt thema in hun kring. De dichters Percy Gothein en Vincent Weyand kwamen om in het concentratiekamp; zij werden gearresteerd op grond van homoseksualiteit. De schrijver Wolfgang Cordan leidde een knokploeg.
Een nieuwe tentoonstelling 'Wie kan ik nog vertrouwen? - Homoseksueel in nazi Duitsland en bezet Nederland' (2006/2010) laat foto´s zien van Frans Toethuis en zijn joodse vriend, die werd opgepakt en vermoord en waarvan niemand de naam meer kent.
Zandvoort, ca. 1939. Midden: Frans Toethuis
(Bron: www.nvsh.nl)
Homobeleid
Homoseksuele mannen en vrouwen werden niet, zoals joden en zigeuners, met uitroeiing bedreigd. Zo makkelijk waren ze ook niet altijd op te sporen. Wel streefde de bezetter, in navolging van het Duitse model, een zo volledig mogelijke onderdrukking van dit 'onwaardige en voortplantingsvijandige gedrag' na.
Eind juli 1940 werd de Duitse homowetgeving in Nederland ingevoerd. Seksuele handelingen tussen alle mannen, dus niet alleen die tussen volwassenen en minderjarigen, werd strafbaar. Voor alle gevallen gold maximaal tien jaar opsluiting. Ook de minderjarigen konden worden gestraft. De betreffende verordening (81/40) ‘vergat’ handelingen tussen vrouwen. Er werd een centrale registratie opgezet, aan de hand van 'roze lijsten'. Die moesten worden aangeleverd door lokale opsporingsdiensten. Bij de Amsterdamse zedenpolitie was wel al sinds 1920 de brigadier Jasper van Opijnen aangesteld om de activiteiten van homoseksuelen te controleren. De Duitse aanpak kon daar direct op aansluiten. Bij zijn afscheid, in 1946, werd Van Opijnen door zijn collega's in een lied 'homoführer' genoemd.
Den Haag
NIOD-onderzoeker Anna Tijsseling gaf bij de heropening van de tentoonstelling ‘Wie kan ik nog vertrouwen’ (Openbare Bibliotheek Amsterdam, 5 mei 2010) een voorbeeld van een homo-zaak bij de Haagse politie. In juni 1943 werd opperwachtmeester Lesage in het Zuiderpark aangesproken door een tienjarige jongen. Hij vertelde, met vriendjes van hem, in het park te zijn lastiggevallen door een oudere jongen. Die beval hen ‘vanwege de Wehrmacht’ hun broek te laten zakken. Lesage neemt de oudere jongen mee, een 16-jarige, die het verhaal bevestigt. De wachtmeester haalt er vervolgens zijn collega van de zedendienst bij, Auke Anema. Deze is van mening dat de jongen zoiets alleen onder invloed van volwassen homoseksuelen kan hebben gedaan (‘Dracula-theorie’). De 16-jarige gaat daar, uiteraard, in mee en noemt de naam van een 27-jarige kleermaker. De man wordt gevonden en geeft zijn invloed toe. Na een gesprek met de ouders van de jongen sluit de Haagse politie de zaak. Niemand wordt bestraft. In nazi-Duitsland werden dergelijke jongens aangepakt, zelfs naar een kamp gestuurd.
Joodse homoseksuelenVan echte systematische vervolging, zoals in Duitsland, was geen sprake. Voor joden was elke overtreding echter levensgevaarlijk. In de cartotheek van het Bureau Joodsche Zaken komt een vrouw voor, Mina Sluyter, die in bewaring wordt genomen 'vanwege homosexualiteit'.
Uit een brief van de Amsterdamse zedenpolitie en zijn rapporten aan het Bureau Joodsche Zaken zijn de namen van verschillende joodse homoseksuelen bekend. Zij werden door Van Opijnen en zijn medewerkers in de periode 1941-1943 gearresteerd en direct aan de Sicherheitsdienst overgedragen. Op één na werden allen in Auschwitz of Sobibor vermoord. Naar hun positie in kamp Westerbork is geen onderzoek gedaan. Roze en andere driehoeken bestonden daar niet, wel de gele 'jodenster'. Joden die vanwege homoseksualiteit waren gearresteerd moesten in principe een roze-gele Davidster dragen.
Prominenten
Behalve de vijf namen uit de brief van de Amsterdamse zedenpolitie komen nog enkele joodse homoseksuelen, allen mannen, voor in een brief van jonkheer Schorer (zie artikel Marina van der Klein, www.vertrouwen.nu/reactie_MarianvdKl.htm). Het zijn Engers, Hiegentlich, Petermeijer en Sjouwerman. Van Jakob Hiegentlich is vrij veel bekend, van anderen (nog) niet. Hij was een rooms-joodse auteur die in mei 1940 de komende vervolging voorzag en zichzelf het leven benam. Een andere homoseksuele joodse man, Hugo van Win, dook onder de naam Bertus de Witte als dwangarbeider in Duitsland onder. Hij maakte in het hevig gebombardeerde Berlijn de nooit geheel verdwenen homo-scene mee. De Haarlemse advocaat en dichter L. Ali Cohen overleefde de oorlog.
Roze driehoek?
Tussen 1940 en 1945 werden negentig niet-joodse mannen wegens homoseksuele handelingen veroordeeld, soms vanwege seksueel contact met Duitse soldaten of ambtenaren. Zij kwamen in reguliere Nederlandse gevangenissen terecht. De historicus Koenders heeft drie gevallen van naar Duitsland gedeporteerde homoseksuelen kunnen vaststellen. Daar hebben zij geen roze driehoek gedragen, misschien wel het H-embleem (Hollander).
Nederlands Indië
Een nog minder bekend hoofdstuk vormt de positie van homoseksuelen in Nederlands Indië in de jaren dertig en veertig van de 20e eeuw. Dieptepunt vormde een razzia op homoseksuele mannen uit de koloniale elite tussen november 1938 en januari 1939. Deze was aangesticht door de Javabode, wiens hoofdredacteur sympathiseerde met de NSB, en de Christelijke Staatspartij. Ook de resident van Batavia en hoofd van de politie, Fievez de Mailines van Ginkel, was slachtoffer. De bekendste van de 223 arrestanten woonde op Bali. Het was de vermaarde Duitse kunstenaar Walter Spies. Hij stierf in 1942 als krijgsgevangene.
(Internet)bronnen: (alfabetisch)
www.dbnl.org/tekst/bork001nede01/hieg001.htm
www.dbnl.org/tekst/nijh004verz02_01/nijh004verz02_01_0090.htm
www.fokas.nl
www.groene.nl/1995
Homo-encyclopedie van Nederland. Amsterdam 2005
Hugo van Win, Een jood in nazi-Berlijn. Utrecht 1997 www.iisg.nl
www.intermale.nl
www.noord-holland.nl
www.schorer.nl
www.vrolijk.nu
www.westerbork.nl