Suriname en de Antillen
Bauxiet voor de oorlog
Bauxiet is een rode grondstof waarmee aluminium kan worden gemaakt. Dat lichte en soepele metaal is nodig voor de bouw van vliegtuigen. In Suriname is veel van die ‘rode aarde’ te vinden en de Aluminium Company of America (Alcoa) krijgt in 1916 van de koloniale overheid de vrije hand. In Moengo aan de rivier de Cottica, op land van de oorspronkelijke bevolking en de marrons, ontstaat een kleine bauxietstad. De verschillende groepen medewerkers worden, zoals meestal in de kolonie en de VS, naar kleur, afkomst en arbeidsomstandigheden gescheiden. In de jaren dertig dreigt er oorlog in Europa en Azië. Alcoa voert de productie van aluminium op en bouwt in 1938 samen met het Nederlandse Billiton een tweede fabriek. Die komt in Paranam, niet ver van de hoofdstad Paramaribo. Op 25 november 1941 landen, tegen de zin van Nederland, de eerste van uiteindelijk 3000 Amerikaanse militairen om de vitale industrie te komen beschermen. Nederland is dan al bezet gebied, Nederlands-Indië kort daarna ook. De Verenigde Staten verklaren in december 1941 de oorlog aan Japan en Duitsland en het belang van Suriname groeit. Tussen 1940 en 1943 is het verantwoordelijk voor ruim 60% van de bauxiet-import van de USA en de opbouw van hun luchtvloot.
Foto: Moengo Bauxietfabriek begin jaren '40. Anefo Londen serie, Nationaal Archief
N.B. Voor meer informatie zie Suriname op deze website.
Olieraffinaderij op Curaçao
Aruba en Curaçao liggen voor de kust van Venezuela, een land waar vanaf 1910 intensief naar aardolie wordt geboord. Westerse bedrijven zoals Koninklijke Olie/Shell weten er rechten te krijgen op boren en transport. Voor de overslag, opslag en later ook raffinage kiezen ze plekken die het gunstigst voor hen zijn, zoals de koloniale Antillen. Koninklijke Olie bouwt in 1918 op Curaçao het bedrijf ‘Isla’ op en wat later opent een Amerikaans bedrijf op Aruba de ‘Lago’. Twintig jaar later start Esso op de Lago de productie van vliegtuigbrandstof en Koninklijke Olie doet op Curaçao hetzelfde. In 1939 leveren de twee raffinaderijen al 80% van de oliebehoefte van de Britse Royal Air Force (RAF) en 43% van de totale Engelse en Franse behoefte. Als op 1 september 1939 Hitler Polen binnenvalt verklaren het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk de oorlog aan nazi-Duitsland. Dit begint in mei 1940 met de verovering van West- en Oost-Europa en later de Sovjet-Unie. Eind 1941 valt Japan de Verenigde Staten aan, waardoor Amerika zich in de strijd tegen Japan en Duitsland gaat mengen. De olie-industrie van de Antillen is dan van het grootste belang. Dat ontgaat de vijand niet. Op 16 februari 1942 voert de Duitse marine een verrassingsaanval uit op de Lago en de Isla. Op Aruba verliezen 23 opvarenden van twee tankschepen hun leven, 11 van hen zijn Antilliaan. Op Curaçao is men gewaarschuwd. Als ook hier een U-boot opduikt beantwoordt de Surinaamse commandant van de kustbatterij, Marinus van Niel, het Duitse vuur onmiddellijk en de vijand verdwijnt. De raffinaderijen zijn niet beschadigd en de productie van de vliegtuigbenzine gaat onverminderd door. De invasie van de Geallieerden op Frans Noord-Afrika (1942-1943) zal volledig op de olie van de Antillen draaien, de strijd in de Pacific (1944-1945) voor 75%.
Foto: Hoge gastanks van de CPIM olieraffinaderij Curaçao. Anefo Londen serie, Nationaal Archief
N.B. Voor meer informatie zie de Antillen op deze website.
Oorlogsvliegtuig ‘Spitfire’
Als Nederland in de handen van de Duitsers valt wordt er zowel in Suriname als op de Antillen geld ingezameld om het ‘moederland’ te bevrijden. Al vóór de oorlog heerst er vanwege de anti-Joodse maatregelen en de groeiende agressiviteit een afkeer van nazi-Duitsland. Het nieuwsblad ‘Suriname’ start verschillende acties voor de aankoop van een Engels jachtvliegtuig, een Spitfire. Zo wordt in een liedje de kinderen gevraagd om ‘s maandags één cent naar school mee te nemen. In december 1940 kan de gouverneur liefst 38.000 gulden naar de regering in Londen overmaken. Hij verzoekt haar om het jachtvliegtuig de naam ‘Suriname’ te geven. Op de Antillen gebeurt hetzelfde en vanwege de grote olie-industrie komt hier nog meer geld op tafel. In no time brengt het Curaçaose Dames Spitfire Comité 50.000 gulden bij elkaar, en ook op andere eilanden zit men niet stil. Hier wordt de regering gevraagd om een van de Spitfires ‘Aruba’ te noemen. Of dat ook echt gebeurt is niet bekend.
Foto: Supermarine Spitfire (F22, 607 Squadron RAF), 1945. Wikimedia commons.
N.B. Voor meer informatie zie Suriname en de Antillen op deze website.
Koopvaardijschip ss Poseidon
Bij het uitbreken van de oorlog heeft Nederland een grote handels- of koopvaardijvloot. Zo’n 1100 schepen met 30 duizend bemanningsleden vervoeren producten en personen over de hele wereld. Een groot deel daarvan valt onder de wetgeving ten tijde van oorlog. In juni 1940 besluit de regering dan ook dat rond 18.000 zeelieden ‘vaarplicht’ hebben. Dat geldt ook voor de 6000 personeelsleden zonder Nederlands burgerschap, zoals Antillianen en Surinamers die ‘onderdaan’ zijn. Transport van noodzakelijke goederen en militairen moet kost wat kost doorgaan, dus de bemanningen moeten blijven werken. Op Curaçao leidt dit tot een bloedige staking onder 450 Chinese stokers die bijna rechteloos zijn. De risico’s op zee zijn extreem groot, ruim een zesde van het koopvaardijpersoneel overleeft de oorlog niet. Bij het stoomschip (ss) Poseidon van rederij KNSM is het dramatisch. Zonder escorte van andere schepen, maar wel met een kanonnier aan boord, is het vrachtschip eind mei 1942 met bauxiet onderweg van Trinidad naar New York. Daar komt het nooit aan. Wat er gebeurd is horen familieleden en rederij pas na de oorlog. Het logboek van een Duitse U-boot laat zien dat men op 27 mei ter hoogte van Barbados een Nederlands schip zag naderen. De eerste aanval mislukte, maar even na middernacht wist een torpedo het schip midscheeps te raken, waarna de ketel ontplofte en de Poseidon onmiddellijk zonk. Alle 32 bemanningsleden verliezen het leven: achttien Nederlanders, vijf Surinamers, vier mannen van Bonaire, drie van Curaçao, een Venezolaan en een Engelse onderdaan van de Turks en Caicos-eilanden. In totaal komen tijdens de Tweede Wereldoorlog 88 Antilliaanse zeelieden om het leven; 4 uit Aruba, 33 uit Bonaire, 31 van Curaçao, 14 uit Saba, 3 van Sint Eustatius en 3 uit Sint Maarten. Uit Suriname komen 30 scheepslieden om.
Foto: Kustvaartforum.com
N.B. Voor meer informatie over de 118 slachtoffers zie de Antillen op deze website.
Prinses Juliana in Paramaribo
Na de inval van nazi-Duitsland vlucht de Nederlandse regering met Koningin Wilhelmina en prins Bernhard naar Londen. Prinses Juliana, met haar dochters Beatrix en Irene, is dan al in Engeland. Onder druk van de Duitse overwinningen vlucht zij per boot door naar Canada. Daar wordt een derde dochter geboren. Juliana is geen thuiszittende moeder, maar een vrouw die zich voorbereidt op haar toekomst als staatshoofd. Ze is actief bij het Canadese Rode Kruis, reist veel, geeft (radio)toespraken en interviews over Nederland en de bedreiging van de democratie. Juliana sluit ook vriendschap met Eleanor Roosevelt en haar man, de Amerikaanse president. Dat zij naar het vrije Suriname reist past in dit plaatje. Zij is er van 2 tot 9 november 1943. Als haar toestel eerst over de eilanden Sint Eustatius en Saba vliegt worden er boven het samengestroomde publiek rood-wit-blauwe strooibiljetten afgeworpen met ‘beste wenschen voor de gemeenschappelijken strijd’. In Suriname bezoekt Juliana het bauxietbedrijf Paranam en maakt kennis met twee paramilitaire verbanden: de mannelijke Schutters en het Vrouwelijk Hulpkorps. Ook gaat zij naar de Surinaamse afdeling van het Rode Kruis. Bijzonder is dat zij daarnaast in het district Commewijne delegaties ontmoet van de marrons, ontvluchte slaaf gemaakten die hun eigen vrije gemeenschappen vormden. In februari-maart 1944 volgt een bezoek aan onder andere Aruba en Curaçao.
Foto: Prinses Juliana bij het Rode Kruis in Paramaribo, november 1943. NIOD 94147
N.B. Voor meer informatie over bezoeken van de Oranjes Suriname en de Antillen op deze website.
Surinaamse en Antilliaanse soldaten
Wanneer de regering in augustus 1940 vanuit Londen alle ‘mannelijke Nederlanders tussen 18 en 35 in de vrije delen van de wereld’ verplicht om dienst te nemen gehoorzamen weinig burgers. Maar bij ‘Suriname ontwaakt’ melden zich in de zomer van 1941 400 vrijwillige rekruten. Ze worden door de regering geweigerd. Er zouden ‘spanningen’ kunnen ontstaan met witte Zuidafrikanen. Desondanks vechten tegen de racistische stroom in honderden Surinaamse en Antilliaanse ‘onderdanen’ als militairen in de Tweede Wereldoorlog. Ze slagen erin door te dringen tot de Prinses Irene Brigade en tot het Korps Mariniers en zijn zo actief bij de bevrijding van Nederland. Anderen worden kanonnier (‘gunner’) op schepen van de koopvaardij - ongeveer 25 van hen sneuvelen. Bijna 50 leden van het Vrouwelijke Hulpkorps bij het KNIL (Koninklijk Nederlands Indisch Leger) worden in 1944 vanuit Suriname naar Europa uitgezonden. Ze verplegen gewonde militairen en doen kantoorwerk, hoewel ze ook geacht worden ‘dansmeisje’ te zijn. En honderden Surinaamse en Antilliaanse mannen laten zich in hetzelfde jaar als vrijwilliger van het KNIL uitzenden naar Australië om tegen de Japanners te vechten. Op de foto zijn ze zijn net aangekomen in de haven van Sidney. Ze lachen want er is hun veel beloofd: een goeie opleiding voor ‘ondersteunende taken’ en kansen op carrière. Maar in Camp Casino bij Brisbane heerst een sterke scheiding tussen Wit, Indonesisch en Zwart. Van opleiding en carrière blijft weinig over. Onder de naam ‘West-Indische strijdkrachten’ krijgen de Surinamers en de Antillianen vooral een militaire basistraining. Twee West-Indische compagnieën vechten binnen het Australische leger in de jungle van Nieuw-Guinea en in oliegebied het toenmalige Borneo. Zes Surinamers sneuvelen daarbij. Sommige eenheden worden na 17 augustus 1945 ook ingezet tegen Indonesische vrijheidsstrijders. Dan weigeren velen om tegen hun broeders te strijden.
Foto: West-Indische soldaten bij aankomst in Sydney (1945). NIOD 53114.
N.B. Voor meer informatie zie Suriname en de Antillen op deze website.