Voormalig Nederlands-Indië


Atoombom op Hiroshima Op 8 mei 1945 geeft nazi-Duitsland zich over, de strijd in Europa is voorbij. De Geallieerden kunnen zich nu volledig op de Oosterse bondgenoot van de nazi’s richten, keizerrijk Japan (‘Nippon’). Daarbij denkt de Verenigde Staten (VS) aan het gebruik van een nieuw ontwikkeld kernwapen.
Japan had vanaf 1896 grote delen van China en Zuidoost Azië bezet. Op 7 december 1941 valt het onverhoeds de US-Amerikaanse marinebasis Pearl Harbor (Hawaii), de Filippijnen en delen van het Britse rijk aan. Kort daarna volgt het olierijke Nederlands-Indië. De Geallieerde vloot en het Koninklijk Nederlands-Indische Leger (KNIL) zijn geen partij en het uitgestrekte eilandenrijk valt volledig in Japanse handen. Nederlandse en een deel van de Indo-Europese burgers worden in kampen geïnterneerd. De meeste ‘Indo’s’ blijven buiten de kampen, het zijn vaak de vrouwen en kinderen van mannen in het kamp. Zij worden gewantrouwd, evenals de Chinese bevolkingsgroep. De ‘inlandse’ bevolking wordt bevrijd van het Nederlandse bewind, maar de mannen moeten massaal dwangarbeid verrichten.
Vanaf 1943 veroveren de VS, China en het Britse Rijk steeds meer terrein terug en tenslotte wordt Japan zelf aangevallen. Eind juli 1945 eisen de Geallieerden onvoorwaardelijke overgave. Als Nippon laat weten daarmee niet akkoord te gaan besluiten de VS, met instemming van de Britten, tot de inzet van het kernwapen. Op 6 augustus werpt de Amerikaanse luchtmacht een atoombom af boven de stad Hiroshima, op 9 augustus een tweede boven Nagasaki. En op dezelfde dag begint de Sovjet-Unie een massale grondaanval in Mantsjoerije. De angst voor grootschalige vernietiging is zo groot dat de keizer op 15 augustus 1945 capituleert.
De atoombommen veroorzaken ongekende verwoesting en verspreiding van de uiterst schadelijke radioactieve stof. Duizenden militairen en 130.000 tot 200.000 burgers en dwangarbeiders vinden de dood. De radioactieve straling zorgt voor zware huidverbranding, kanker en een veranderd DNA, dat tot de geboorte van misvormde kinderen leidt. Het gebruik van kernwapens geldt daarom zo goed als verboden.
Foto: nucleaire wolk boven Hiroshima, Nationaal Archief/Anefo



Verzetsstrijder Coos Ayal Na de overgave van het Nederlands-Indisch leger aan Japan ontstaan er overal in de archipel vormen van verzet. Omdat men onervaren is en geen samenhangende organisatie kent weten de Japanse inlichtingendiensten de meeste groepen, met steun van de antikoloniale bevolking, binnen een jaar uit te schakelen. Naar schatting worden 15.000 verzetsmannen en -vrouwen opgepakt en zwaar gestraft; de helft verliest het leven. Een verzetsgroep op het onherbergzame Nieuw-Guinea waar de jonge Costavina (‘Coos’) Ayal lid van wordt houdt liefst dertig maanden stand. Coos wordt in 1926 geboren in Titawai, op Nusa Laut, een van de Molukse eilanden, in een streng protestants gezin. Zes jaar oud wordt ze geadopteerd door haar kinderloze oom en tante en verhuist ze naar Nieuw-Guinea. Haar oom is bestuursambtenaar in Manokwari, aan de oostkust van West-Papoea, waar Coosje naar de Hollandse school mag. Na de Japanse invasie legt haar oom in opdracht van het Indische Leger (KNIL) voorraden wapens, munitie en voedsel aan in de jungle. Wanneer de Japanners op 12 april 1942 in de baai van Manokwari verschijnen sluit de 16-jarige Coos zich met haar adoptieouders aan bij de guerrillagroep van kapitein Geeroms. Ze draagt een soldatenuniform, leert schieten en granaten gooien en haar mes gebruiken. Coos wordt ‘een van de 62 jongens’. Overlevend in de jungle van de Vogelkop valt de groep kampen van de Japanners aan. Sommige Papoeastammen zijn omgekocht, anderen steunen het verzet. In 2,5 jaar verliest men 45 mensen, onder wie de kapitein en de tante van Coos. Zij worden onthoofd. In oktober 1944 krijgt de kleine groep via een Papoeaboodschapper contact met een luitenant-ter-zee van het KNIL en worden ze bevrijd. Na haar herstel gaat Coos naar Brisbane, Australië. Ze wordt er bevorderd tot korporaal en in de kantine ontmoet ze een aardige militair uit Curaçao, met wie ze trouwt.
Foto: Museum Maluku



Slag in de Javazee Na de geslaagde Japanse aanval in januari 1942 op de oliehavens van Borneo vormen de US-Amerikanen, Britten, Nederlanders en Australiërs een gezamenlijk vlootcommando (ABDA). Na verschillende confrontaties met de Japanners vindt de beslissende zeeslag op 27 februari in de Javazee plaats. De Geallieerden willen voorkomen dat Japan op Java een door oorlogsschepen begeleide troepenmacht afzet. De goed geoefende Japanse begeleiding bestaat uit 18 moderne schepen met luchtsteun. Daartegenover beschikken de vier verschillende landen over 14 deels verouderde schepen en een gebrekkige luchtmacht. Voor hen wordt de zeeslag een ramp. Vijf van de veertien schepen worden tot zinken gebracht, drie daarvan zijn Nederlands.
Daaronder is het vlaggenschip ‘De Ruyter’ van opperbevelhebber Karel Doorman, die met 366 andere bemanningsleden sneuvelt. De ‘Java’ wordt door eenzelfde zware torpedo getroffen en daarbij verliezen 512 opvarenden het leven. De dagen erna probeert een deel van de vloot bij Jakarta (Batavia) de landing van de Japanse troepen toch te voorkomen, maar men is kansloos. Nog twee Nederlandse schepen gaan verloren. 800 manschappen worden krijgsgevangen gemaakt. Aan geallieerde zijde vallen bij de slag in de Javazee in totaal 2300 doden, aan Japanse zijde naar schatting 16.
Foto: de getroffen Engelse kruiser Exeter, Wikimedia Commons



Buigen in de Jappenkampen Na de Japanse inname moet Nederlands-Indië onderdeel worden van de ‘Groot-Aziatische Welvaartsfeer’ onder leiding van Nippon. ‘Westerlingen’ horen daar niet in thuis en zijn bovendien vijanden. In de loop van 1942 en 1943 worden rond 100.000 mannen, vrouwen en kinderen uit de Europese en later ook mannen uit vooral de Indo-Europese gemeenschap opgesloten in ‘Jappenkampen’. Vaak zijn het overvolle stadswijken met prikkeldraad erom heen, soms gebouwen als gevangenissen, scholen en kloosters. De meeste bevinden zich op Java. Mannen tot zestig jaar oud worden van vrouwen en kinderen gescheiden in aparte kampen; in 1944 komen er ook jongenskampen. De omstandigheden zijn slecht. Er moet zwaar werk worden gedaan terwijl er tekort is aan voedsel, water en medicijnen. Sommige vrouwen worden uit het kamp gehaald om als ‘troostmeisje’ in een soldatenbordeel te werken. Door de opeenhoping van mensen zonder genoeg hygiëne ontstaan er ziektes. Wie de kampregels overtreedt krijgt stokslagen of moet uren stil staan in de brandende zon. Dat stilstaan is ook twee keer per dag aan de orde bij het ‘appèl’, waarbij iedereen geteld wordt. Je moet je nummer in het Japans herhalen en heel diep buigen voor de Japanse militairen. Bijna 17.000 geïnterneerde burgers vinden de dood.
Foto: NIOD



Dwangarbeid Romusha’s Bij de Japanse inval telt Nederlands-Indië 70 miljoen mensen. Nog geen half miljoen is Europeaan of Indo-Europeaan en heeft daarom burgerrechten. De andere, overgrote meerderheid is ‘onderdaan’ en moet zich zien te schikken. In feite blijft dat zo onder de nieuwe, Japanse elite. De bezetter heeft ongeschoolde arbeiders nodig, ‘romusha’s’ en gebruikt daarvoor, met instemming van Soekarno en andere nationalistische leiders, de gewone bevolking. Zij worden gedwongen voor Japanse projecten te werken, zoals de bouw van nieuwe wegen, vliegvelden en spoorlijnen, en het gevaarlijke werk in mijnen. Vrouwen kunnen naar soldatenbordelen worden gehaald. Net als de krijgsgevangenen worden de romusha’s soms ver weg gestuurd, zoals naar Birma of Japan. Zonder voldoende voedsel, kleding of medische zorg worden ze afgebeuld. Berucht is het zeevervoer met de ‘Junyo Maru naar de spoorlijnbouw in de jungle van Sumatra. Er zijn 4200 romusha’s en 2300 krijgsgevangenen aan boord. Op 16 september 1944 brengt een Britse onderzeeboot het militair lijkende schip tot zinken. 674 krijgsgevangenen worden gered en niet meer dan 200 dwangarbeiders. Op de foto zijn twee uitgehongerde romusha’s uit Java te zien in een werkkamp op Nieuw-Guinea. Daar waren ze eind 1943 samen met krijgsgevangenen naar toe gedeporteerd. In april 1944, bij hun bevrijding, is de helft van de groep nog in leven.
Foto: NIOD



Honger in en buiten de kampen Op de foto zien we zes uitgehongerden (Indo)-Europese mannen in een onbekend kamp. Het haarscherpe beeld ontstaat in 1945, aan het eind of na de oorlog. Honger is in alle kampen ‘normaal’, maar dit is extreem. Waarschijnlijk zijn dit krijgsgevangenen.
Na de Nederlandse overgave (8 maart 1942) heeft de Japanse bezetter ruim 40.000 gevangen KNIL-militairen en marinemensen. Een deel van hen, ‘inheemse’ hulptroepen, wordt vrijgelaten. Zij komen voor de helft in Japanse dienst als ‘heiho’, hulpsoldaat. Rond 18.000 Nederlandse en 9.000 ‘inheemse’ militairen, meest Molukkers, komen in eigen kampen terecht. Het Japanse leger kent geen rechten voor krijgsgevangenen. Ze worden juist als laf en minderwaardig beschouwd. Hun behandeling is wreder dan in de burgerkampen. Velen krijgen dwangarbeid opgelegd in het bezette Nederlands-Indië of daarbuiten, zoals aan de spoorlijn in de jungle van Birma. Zeevervoer gaat met schepen die op militaire transporten lijken en door de geallieerden worden aangevallen (‘Hell Ships’). Van de Nederlandse krijgsgevangenen komen 8.000 mensen om het leven.
In 1944/1945 ontstaat er voor de hele bevolking hongersnood. Binnenlands transport is traag door toenemend benzinetekort, import van voedsel over zee moeilijk vanwege de geallieerde overmacht. Veel oogsten mislukken, en wat wel wordt geoogst gaat eerst naar de 300.000 Japanse en Koreaanse bezetters. Naar Indonesische schatting sterven tijdens de Japanse bezetting 4 miljoen mensen, grotendeels aan honger.
Foto: Wikimedia Commons



Uitroeping onafhankelijkheid Twee dagen na de capitulatie van Japan, op 17 augustus 1945, roept de leider van de nationalisten Soekarno de onafhankelijkheid van de staat Indonesië uit. Ondanks de miljoenen doden die de Japanse bezetting heeft gekost is er tussen 1942 en 1945 een begin gemaakt met een eigen staat zonder Nederlandse overheersing. Ons land heeft grote moeite gehad de onafhankelijkheid van haar voormalige kolonie te erkennen. Dat gebeurde pas na 2,5 jaar gruwelijke oorlog en grote druk van de Verenigde Staten. Ook zonder de Oost-Indische kolonie bleek Nederland in staat welvarend te zijn. De vector-afbeelding laat op de linker helft de datum van de onafhankelijkheidsverklaring zien en rechts een strijder met de nieuwe vlag, rood-wit, zonder blauw.
Foto: Dreamstime

© 2023 Bevrijding Intercultureel