David Waterman
was ook een van de joodse arrestanten die aan de Sicherheitsdienst werd overgedragen. Mogelijk was hij de David Waterman die in 1893 in Amsterdam werd geboren in een gezin van 12 kinderen; deze David was getrouwd en had twee dochters. Zij sloten een gemengd huwelijk en overleefden de Sjoa. Op 25 mei 1943 kwam Waterman in Westerbork aan, mogelijk samen met een aantal familieleden. Vijftien personen met de achternaam Waterman werden drie dagen later, op 28 mei 1943 in Sobibor vergast. David kon in het kamp blijven. Eén van zijn verblijfsplekken was barak 65. David Waterman slaagde erin niet gedeporteerd te worden. Hij maakte op 12 april 1945 de bevrijding van Westerbork mee. Waterman wachtte de toestemming om te vertrekken niet af en verdween na een paar dagen.
Hij moest oppassen. De opsporingsdienst van Van Opijnen was nog tot 1946 actief en de Duitse verordening 81/40 gold tot 1947. Pas in de zestiger jaren veranderde het maatschappelijke klimaat. Schadevergoeding vanwege het in de oorlog geleden leed kon door homoseksuelen pas vanaf 1986 worden aangevraagd.