Jacobus Cohen
(Heinenoord, 13 juni 1877). Jacobus was banketbakker en woonde in de Blasiusstraat 47. Hij was getrouwd met Johanna Goudsmit (Wijk bij Duurstede, 5 sept. 1873) en had vier volwassen kinderen: Mozes Nathan (1909), Israel (1910), Nathan (1913) en Sophia (1915). De kinderen waren in Rotterdam geboren, waar het gezin blijkbaar lange tijd heeft gewoond. Cohen, die een zeer joodse naam had en een J in zijn persoonsbewijs, werd in september 1941 door de Amsterdamse zedenpolitie gearresteerd. Hij was toen 64 jaar. De politie leverde hem uit aan de Duitse autoriteiten die hem vasthielden. De eerste trein uit Amsterdam via Westerbork naar Auschwitz vertrok op 15 juli 1942. Wanneer Jacobus naar Westerbork werd gestuurd is niet duidelijk. Op 1 oktober 1942 werd hij in Auschwitz vergast. Zijn zoon Mozes stierf in hetzelfde kamp op 30 april 1943. Zijn vrouw en zoon Nathan werden op 21 mei 1943 in Sobibor vergast. Zijn dochter Sophia werd op 30 november van dat jaar in Majdanek vermoord. Israel Cohen bezweek vóór 31 maart 1944 in een werkkamp in Midden-Europa.