Joop Leker

(29 juli 1920 - 23 april 2008)

Joop Leker, 2007 (foto: Mireille Vroege)
Joop groeide op in de Amsterdamse Haarlemmerbuurt. Het gezin telde vijf kinderen: drie zussen, Joop en een gehandicapte broer. Zijn vader had een juwelierszaak, die hij vanwege drankproblemen verwaarloosde. Op zijn veertiende jaar ging Joop werken. Toen hij ontdekte homoseksueel te zijn kreeg hij het moeilijk. Zijn moeder en zijn zussen accepteerden zijn geaardheid, zijn vader deed dat niet. Hij bleef werken, volgde de avondschool en zou na de oorlog opklimmen tot directeur personeelszaken bij een machinefabriek in Delft. Daarna werd hij een succesvol zakenman. Joop was erbij toen in 1949 het COC werd opgericht. Toen droeg hij een schuilnaam, Joop van Delft. Joop Leker was in de jaren 1954-1956 en 1961-1963 lid van het hoofdbestuur. Hij speelde een rol in de discussies over de nieuwe koers die het COC vanaf begin jaren zestig tijdens het voorzitterschap van Benno Premsela insloeg. In 1991 stierf Joops vriend Peter Overbeek aan aids. Ze hadden dertig jaar samengewoond. Op Aids Memorial Day las Joop jaar na jaar de namen van aids-slachtoffers voor.
Joop was in de oorlog geen lid van een verzetsgroep, maar trad wel moedig op. Aan het begin van de oorlog kwam Joop Leker op voor zijn joodse tante Stella, chef-inkoopster bij de Bijenkorf. Het grotendeels joodse bedrijf kreeg in het voorjaar van 1941 een Duitse ‘Verwalter’. Deze moest joodse medewerkers ontslaan. De man was echter een ‘goeie’ Duitser. Joop ging naar hem toe en kreeg gedaan dat het loon van zijn tante en andere ontslagen joodse personeelsleden werd doorbetaald. Toen ze onderdook bracht hij het maandelijks naar haar schuiladres. Dit zou hij ook voor de collega’s van zijn tante hebben gedaan.
Bij een razzia in het voorjaar van 1943 werd zijn aangetrouwde Joodse familie van huis gehaald. Toen Joop ervan hoorde ‘rende hij erheen, negeerde de snauwende agenten, zag het jongste zoontje bij zijn moeder staan en pakte hem beet. Samen wandelden ze weg; brutaal en levensgevaarlijk.’ Joop bracht het jongetje (3) naar het huis van een vriend. Toen er naast het onderduikadres in Zwanenburg NSB-buren kwamen wonen, bracht hij hem naar een onderduikadres in Katwijk. De kleine jongen was gered. Zijn oudere broer werd op 16 april in Sobibor vergast, zijn ouders eind augustus in Auschwitz. Zijn zuster (19) stierf bij de bevrijding van Auschwitz, in januari 1944. Joop zou zich later steeds afvragen waarom hij niet eerder die zus had getrouwd.
In de zomer van 1943 werd een vriend vanuit de zeeverkenners, Freek, opgepakt en naar kamp Amersfoort gestuurd. Freek werkte bij vliegtuigbouwer Fokker, een ‘kriegswichtig’ bedrijf. Joop ging ook hier op af. Hij kreeg van de directeur gedaan dat deze een brief schreef over de onmisbaarheid van Freek. Joop liet de Duitse autoriteiten in Den Haag stempels zetten en ging met het document naar de kampcommandant. Een paar dagen later was Freek vrij. Ze bleven levenslang vrienden.

Bronnen:
Peter Brusse, ‘Uit het leven’, Volkskrant 24 mei 2008
http://www.coc.nl/dopage.pl?thema=any&pagina=viewartikel&artikel_id=2315
www.joodsmonument.nl
http://geschiedenis.vpro.nl/programmas/3299530/afleveringen/1132219/items/9070561
http://warrenmarley.com/JoopLeker.htm

© 2023 Bevrijding Intercultureel