Frans Toethuis
Frans Toethuis (©Collectie Jan Carel Warffemius)
Op deze foto van drie homoseksuele vrienden op het Zandvoortse strand zit Frans Toethuis in het midden, met een opgerolde tekening of affiche tussen zijn knieën. De man links naast hem is Hein Jorissen, de naam van de jonge man rechts, zonder colbert, is onbekend. De foto komt uit een lang geheim gehouden nalatenschap en siert het boek van Klaus Müller over de vervolging van homoseksuelen tijdens de Tweede Wereldoorlog (zie onder). Frans had een joodse vriend van wie de naam niet meer bekend is. Deze werd, als jood, opgepakt en in de Holocaust vermoord. Frans Toethuis leefde van 1910-1989. Hij werkte indertijd bij modehuis 'Nieuw Engeland'.
Bronnen:
www.vrolijk.nu over: Klaus Müller (redactie) - Doodgeslagen Doodgezwegen - Vervolging van homoseksuelen door het nazi regime 1933 – 1945’
Klaus Müller en Judith Schuyf (redactie) Het begint met nee zeggen: Biografieën over verzet en homoseksualiteit 1940-1945, met portretten van Nederlandse homoseksuele mannen en lesbische vrouwen die actief waren in het verzet.
www.schorer.nl verwijst bij de bespreking van het eerste boek naar een pdf-bestand met fragmenten en foto’s.
Beginnende Nederlandse homobeweging
Suikerzakje van Atlantic (Bron: www.suikerzak.nl)
“Op 14 januari 1940 vond in het Amsterdamse hotel-restaurant Atlanta [Atlantic] bij het Frederiksplein een bijeenkomst plaats om een homoseksueel maandblad op te richten. Aanvankelijk werd gedacht aan de naam 'Ons Leven' maar uiteindelijk werd gekozen voor het meer strijdbare 'Levensrecht'. De drie oprichters waren Jaap van Leeuwen, Niek Engelschman en Han Diekmann.” Engelschman was joods. Diekmann en hij kozen het hotel misschien niet voor niks. Atlantic had een uitgebreide joodse cliëntèle en lag daarbij niet ver van Diekmanns huis. Jacob Sweering, eigenaar van het hotel, zou in de oorlog veel joden helpen onderduiken (zie Mirjam Sweering-Elias, Het Verlaten Hotel, Fontein 2003).
Het 'woord vooraf' formuleert een belangrijk principe: Wars van godsdienstige of politieke stellingname kent LEVENSRECHT uitsluitend het algemeen humanitaire beginsel als richtsnoer. Het eist daarmee ‘Lebensraum’ voor ieder mens op. In het tweede nummer verwoordt de redactie als antwoord op een ingezonden brief een vergelijkbare stellingname: Het is dan ook juist zoo schoon, dat in principe er liefdesmogelijkheid bestaat tusschen a l l e menschen, ongeacht ras of nationaliteit, leeftijd of stand, godsdienst of geslacht. De koers van het maandblad ging in tegen elke rassenleer en elk superioriteitsdenken.
Knipsel van Levensrecht (Bron: www.ihlia.nl)
“Het vierde nummer van Levensrecht was gedrukt maar nog niet verspreid, toen de Duitsers op 10 mei 1940 Nederland binnenvielen. De schrijver Jef Last had de redactie gewaarschuwd dat de nazi’s gebruik zouden kunnen maken van het adressenbestand. Daarom vernietigden ze alles wat met Levensrecht te maken had en leerde Van Leeuwen met zijn fabelachtige geheugen, de namen en adressen van de 190 abonnees uit het hoofd.”
“Na de oorlog werd de antihomoseksuele verordening 81/40 onmiddellijk afgeschaft. Dankzij het feit dat Levensrecht zichzelf tijdens de oorlog had opgeheven en niet met de Duitsers had samengewerkt, kon de vereiste papiervergunning verkregen worden en verscheen op 4 september 1946 het eerste naoorlogse nummer dat opvallend veel lijkt op de drie vooroorlogse nummers. De continuïteit in vorm en inhoud is opmerkelijk.
“Op zaterdag 7 december 1946 werd in De la Paix in de Amsterdamse Leidsestraat de eerste bijeenkomst gehouden voor de lezers van Levensrecht in de vorm van een lezing van Last die sprak over liefde in Griekenland. De belangstelling was zeer groot. Op zondag 8 december werd in Krasnapolsky aan de Dam in Amsterdam een programma met zang, dans en voordracht gehouden onder de schuilnaam Shakespeare Club. Die schuilnaam bleek niet overbodig want toen Krasnapolsky begreep wat voor club het was, werd duidelijk gemaakt dat men niet meer terug mocht komen. Ook op het punt van maatschappelijke veroordeling was dus sprake van een vooroorlogs aandoende continuïteit. Veel leden van de nieuwe club gebruikten een schuilnaam, de voorzitter Engelschman (Bob Angelo) inbegrepen. De schuilnaam Shakespeare Club werd vervangen door het eveneens verhullende Cultuur- en Ontspannings Centrum (COC).
“Voor het naar gelijkberechtiging strevende COC was het sinds de oprichting in 1946 van groot belang om aandacht te blijven besteden aan de homovervolging voor, tijdens en na de oorlog. Zowel de eerste COC-voorzitter, Niek Engelschman (van 1946 tot 1962), als de tweede, Benno Premsela (van 1962 tot 1971), beide tijdens de oorlog ondergedoken, besteedden hier regelmatig aandacht aan.”