Wolfgang Cordan
Wolfgang Cordan Charles Eijck, tekening voor Wolfgang Cordan (ca. 1960)
(oorlogsjaren) Cordan's Muschelhorn (1944) (Bron: www.gaynews.nl/
(exp. Castrum-NIOD) (exp. Castrum-NIOD) article04.php?sid=669)
Hekma schrijft ook over twee andere literaire persoonlijkheden. Wolfgang Cordan (pseudoniem van Wolfgang Heinrich Horn, 1909-1966) was een Duitse journalist, dichter en schrijver die in 1933 naar Frankrijk en in 1934 naar Nederland vluchtte. Zoals Marita Keilson-Lauritz vertelt, waren de schrijver Jef Last, en via hem, de jonge journalist en literator Theo van der Wal Cordans gastheren. In Frankrijk schreef hij een boekje tegen de nazi's, 'L'Allemagne sans masque' (1933) met een voorwoord van André Gide, en in Nederland onder meer een essay over surrealisme (1935). Met dat boek was hij in Nederland meteen een avant-gardist. Hij was vervolgens redacteur van het links-literaire tijdschrift 'Het fundament', uitgegeven door Contact (1934-1937). Naast bekende Nederlandse schrijvers droegen ook Duitse exilanten bij als Klaus Mann en Willy Brandt en de Franse surrealist Louis Aragon. Tussen 1937 en 1939 was Horn in Berlijn. Terug in Nederland zette hij het surrealistisch-politieke tijdschrijft 'Centaur' op. De titel verwijst naar de mythologische half man- half paardfiguur, de Kentaur, van wie één (Chiron) de leraar van jonge helden was. Centaur stond daarmee voor de pedagogisch-erotische relatie tussen leraar en leerling - bekend van onder andere Stefan George en Frommel. De eerste twee nummers kwamen uit bij de roemruchte Maastrichtse uitgever Stols. Cordan publiceerde ook in diens tijdschrift 'Halycon' (1940-1944), schreef ‘Spiegels’ over de moderne Nederlandse en Vlaamse dichtkunst en nog veel meer.
Cordan-Frommel
Bij Adriaan Roland Holst in Bergen ontmoet hij in 1940 Wolfgang Frommel. De bannelingen zijn gelijkgezinden op literair en erotisch gebied. Frommel heeft de bliksemschicht waarover Cordan in een brief aan Roland Holst sprak ervaren. Cordan verstond hieronder 'innigst contact tussen twee mannen van ongeveer gelijke leeftijd en geestelijke ontwikkeling, een bliksemschicht die alle weerstand overwint en twee naturen tot versmelting brengt' (4 juli 1940). Frommel zal tijdens de oorlog ondanks onenigheid bijdragen aan enkele 'Kentaur-Drücke'. Cordan is in 1940 mogelijk nog geen praktiserend homoseksueel, maar hij neust wel steeds aan het aardse zoals ... in een gedicht 'Die Insel Urk' (Folklore).
Urk
Urk is de plek waar ook de linkse schrijver Jef Last en de schilder Willem Arondéus mannenliefdes vonden, een soort Nederlands Capri:
"Es gehn mit schwerem Blick die bleichen
Jungfrauen durch die alten Gassen,
Die Burschen hinter Ställe schleichen
Und müssen sich verliebt umfassen.
Es spricht der Pfarrer streng von Sünde,
doch haben nur die Frauen Glauben -"
(uit: Das Jahr der Schatten, 1940)
(De bleke meisjes lopen met doffe blik
door de oude stegen,
de jongens sluipen achter schuurtjes
en moeten elkaar verliefd omarmen.
De dominee spreekt streng van zonde
maar alleen de vrouwen geloven -)”
Wolfgang Cordan vormt in de Bergense 'Polderhof' (ca. juni 1942-februari 1943) korte tijd een vergelijkbare vriendenkring als Wolfgang Frommel langere tijd aan de Herengracht zal doen.
Seksualiteit
Op de bijeenkomst bij het NIOD (12 oktober 2007) werden de verschillen tussen Cordan en Frommel als volgt weergegeven: Wolfgang Cordan vond de ander, met zijn relaties in de hoogste nazi-kringen, niet geschikt voor het directe verzetswerk waarin hij zich engageerde. Wolfgang Frommel op zijn beurt meende dat Cordan de 'berg der dichters' had verlaten en daarom niet geschikt was voor de activiteiten van de pelgrimsburcht aan de Herengracht. Lauritz stelt in haar publicatie (2006) een vraag die beiden betreft: hebben zij niet alleen lievelingen, de mooie jongens gered? Zoals iemand van de overlevenden zei: was Clemens Brühl niet mooi genoeg om bij zijn onderduik geholpen te worden? Een andere vraag is of wij de door Stefan George geïnspireerde homo-erotiek met minderjarige jongens (zoals van Frommel met Claus Bock, Buri, Billy en anderen) wel acceptabel vinden. Niet meer. Nu sinds 2017 en 2018 duidelijk is dat Castrum als een sekte moet worden gezien die veel slachtoffers maakte (zie literatuurlijst: Frank Ligtvoet, Vrij Nederland, Annet Mooij) is de onschuld van 'het huis van Gisèle', zoals het sinds kort heet, voorbij. Feit is wel dat de meeste beschermelingen van Wolfgang Frommel en Wolfgang Cordan oorlog en jodenvervolging hebben overleefd. En hun getuigenissen over wat zij in deze periode aan vriendschap en inspiratie hebben beleefd zijn zeer positief. Dat geldt ook voor de toen minderjarige Claus Bock. Frank Ligtvoet, die tien jaar lid van Castrum was, vraagt zich in Vrij Nederland af (10-7-2017), of het bij Bock soms om het Stockholm-syndroom ging: "Hij bevond zich tijdens de onderduik jarenlang dag en nacht in een paar kleine ruimtes met Frommel. Hij had geen mogelijkheid te vluchten of zich te verzetten."
Landelijke Knokploegen
Cordan ging zijn eigen weg. Als bekend progressief kunstenaar moest hij onderduiken. Na een periode in Antwerpen waarin het bij het uitgeversechtpaar Kollár-Veen werkt, gaat hij met Johannes Piron in Amsterdam wonen, in de Euterpestraat. Hij dankt die plek aan de familie Kouwenaar, bekenden van Roland Holst. Beiden worden steeds actiever in het verzet, met name voor de Landelijke Knokploegen. Dat geldt ook voor Thomas Maretzki en een nieuwe beschermeling, de jonge stuurman Jan Monnier. Cordan maakt met zijn 'kleine ark' van vrienden en met de homoseksuele dichter Jac. van Hattum ook een verzetsblad. Het heet Verzet en Opbouw (februari-mei 1945). Na de oorlog is Wolfgang Cordan een van de spelers in een documentaire van Max de Haas over het christelijk en communistische verzet, in opdracht van de Landelijke Organisatie voor Onderduikers en de Knokploegen (LO-LKP).