Kampaantekeningen prof. dr. I.J. Brugmans

Ieb Brugmans werd in 1896 in Groningen geboren. Hij studeerde geschiedenis en sociale wetenschappen in Amsterdam en promoveerde in 1925 cum laude op ‘De arbeidende klasse in Nederland in de negentiende eeuw’. Ieb Brugmans was inmiddels met Louise Irene Martens getrouwd; het echtpaar kreeg drie dochters. Vanaf 1929 werkte hij in Nederlands-Indië bij het Ministerie voor Onderwijs en Eredienst. In 1934 keerde het gezin terug naar Nederland. Het voegde zich weer bij hem in 1940. Professor Brugmans was toen rector magnificus geworden van de zojuist in Batavia door hem opgerichte Literaire Faculteit. Op 10 mei 1940 werd Nederland door Duitse troepen bezet. Op 1 maart 1942 onderging Nederlands-Indië hetzelfde lot door de hand van de Japanners. Het gezin Brugmans bevond zich toen in Bandoeng, 150 km ten zuiden van Batavia.

Op 13 oktober 1942 werd professor Brugmans ’s nachts opgehaald en naar een interneringskamp in Bandoeng gebracht, de voormalige Hollandsch-Chineese Lagere School en Fröbelsopleiding ‘Maria Sterre der Zee’. Hij kan de heuvels zien waar ook zijn vrouw en kinderen op kijken. Aanvankelijk komen er pakjes van hen. Na iets meer dan een jaar gaat zijn groep met veel hoogopgeleide burgers naar kamp Tjimahi, afdeling Baros Njontrol, waar hij tot 21 oktober 1945 zal blijven. Zijn vrouw Loes en de drie dochters Gerda, Adèle en Irene worden aan het eind van 1942 ook geïnterneerd, in Tjihapit te Bandoeng. In 1945 worden zij naar het vrouwenbarakkenkamp ADEK in Batavia gestuurd, waar ze worden bevrijd. De 1.88 m. lange Brugmans weegt bij zijn bevrijding 47 kilo. Na een revalidatieperiode keert het gezin in 1947 terug naar Nederland. Brugmans wordt in 1948 tot hoogleraar Economische Geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam benoemd.
Eind juni 1950 overhandigde hij de gecorrigeerde en door zijn dochter Irene overgetypte kampaantekeningen (potloodschrift op allerlei papiertjes) aan het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie. In 1966 ging hij met pensioen. Tien jaar na zijn overlijden in 1992 werden de aantekeningen ‘ontdekt’. In 2004 werden ze gepubliceerd in boekvorm.

Professor Brugmans maakt zijn verboden aantekeningen meestal enkele keren per week, soms dagen of weken niet. Aan het eind van de kampperiode is hij vrijer en schrijft hij dagelijks. Hij geeft zichzelf moed door ‘gedenkdagen’ in ere te houden: de trouwdag, de verjaardagen van vrouw en dochters, de verjaardagen van de leden van het Koninklijk Huis. Ook wordt hoop geput uit de vorderingen van de geallieerden in Europa en Azië. Van de atoombommen op Japan lijkt hij niets te hebben geweten.
Maar vooral neemt hij in het kamp zijn vak weer op: les geven, inleidingen houden, examens middelbare school en hoger organiseren. Dat wordt bijna altijd oogluikend toegestaan. Het schrijven van de aantekeningen zelf wordt steeds rijker. Hij geeft vanaf juli 1944 ‘maandoverzichten’, zo positief mogelijk, neemt enkele officiële Japanse bekendmakingen op, en stort een enkele keer zijn hart uit bij zijn vrouw. Hij beschrijft zware mishandelingen van anderen.
Zijn eigen grootste probleem lijkt ernstige ondervoeding en ziekte te zijn. Tussen 4 april en 24 juni 1944 ligt hij bijna drie maanden in de ziekenbarak. Tussen 28 november en 13 december weer en opnieuw tussen 21 april en 14 mei 1945. In mei-juni krijgt hij tot drie keer toe influenza. Dan noteert hij voor het eerst ‘in de put te zitten’. De laatste loodjes noemt hij die periode zelf.
Vanaf begin augustus zijn er geruchten over een wapenstilstand, op 14 augustus over de ‘laatste stuiptrekkingen’. Op 22 augustus 1945 laten de Japanse autoriteiten aan de kampbewoners meedelen dat de oorlog is afgelopen.

13 oktober 1942: Bandoeng
"3.45 uur uit huis per vrachtauto opgehaald. Naar de Schouwburg (Pieterspark). Vandaar in colonne gemarcheerd naar Waringinlaan. Krijgen tikar [rieten slaapmatje] verder niets. …. De kleding der bewoners zeer summier, veel pyama’s. Indo-Europeaan bijna alles (enkelen spreken Maleisch).

31 juli 1943
Wij krijgen geen krant meer. Woensdag 21 is de laatste geweest. Het blijkt dat dit niet tot ons kamp beperkt is: uit het hospitaal binnengekomen berichten hetzelfde. Zoo weten wij nog slechts bij geruchte hoe de expeditie op Sicilië verloopt. Het is afschuwelijk, maar in het algemeen voedt de maatregel het optimisme, want men zegt: wij mogen niet meer lezen hoe de geallieerden opschieten. Men zoekt ook verband met het feit, dat op zondag den 18den een geïnterneerde door de Kempetai is weggehaald, omdat hij tot een politieagent had gezegd: over drie maanden is Amerika hier. De man moet zonder verhoor geweldig mishandeld zijn. [....]
Sinds vorige week week krijg ik Italiaanse les van de Ferrante. En ook zijn nieuwe kringen opgericht: één voor internationale vraagstukken onder leiding van de den heer A. (waar ik zal spreken over de Volkenbond), en een over de sociale verhoudingen, speciaal de bevolkingsgroepen onderling in Indië, onder leiding van V. Daar zal ik ook binnenkort een inleiding houden.
Voorts drukke besprekingen over H.B.S. en Mulo [twee types middelbaar onderwijs], die wij zullen oprichten. [....]

4 december 1943: Tjimahi
Gedenkdag! [verjaardag Loes] Veel vertoefde ik in Bengawanlaan 11 [kamp Loes en dochters]. Wanneer terugzien? Het was hier een volle, welbesteede dag. ’s Ochtends jeugdraad (doet veel goeds), daarna voor het eerst Tacitus gelezen met Sandkuyl en Lamsvelt. ’s Middags oprichting landbouwcursus besproken. Met den a.s. leider. ’s Avonds uitvoering van ‘O. en O.’ [Onderricht en Ontspanning?] Mijn laatste goede sigaar opgerookt. 3 maart gekregen. [laatste pakket Loes]


Wandbord ingegraveerd door de gevangene met de initialen FCV. Japans Kamp Tjimahi. 10 augustus 1942

23 januari 1944
Voor het eerst weer rijst sinds eind December. Het heele kamp is er vol van en besprak al eenige dagen niets anders dan de te verstrekken hoeveelheden, het aantal rijstdagen enz. De voeding schijnt nu te verbeteren, zoodat ik nu ook weer afgevoerd ben van de lijst dergenen, die extra eten krijgen. Dit alles draagt, evenzeer als de betere berichten van buiten, zeer tot opvoering van de stemming bij. Direct weer geruchten dat ‘Germany collapsed’. Ze leeren het nooit.

6 maart 1944
Gisteravond 11.30 – ieder lag te bed – opeens appèl: allen aantreden op het veld, op onze nieuwe volgnummers (ik ben 377). Het blijkt, dat we een toespraak krijgen van Araki, onzen nieuwen chef. De heer Rynders Folmer vertaalt. Er zijn een drietal geïnterneerden ontsnapt uit een der Tjimahikazernes, zeggende dat zij honger hadden. In een onzinnig lange toespraak, warbij de spreker zich ook nog herhaalt, tracht hij ons te waarschuwen, dat vluchten zelfmoord beteekent en … dat hij zal doen wat hij kan op etensgebied. Het is alles een typisch staaltje van Japansche psychologie en bewijst dat de man in angst zit: die vluchtelingen zullen urenlang op een veld te kijk worden gesteld, ondanks regen en zon … ze zullen wel gefusilleerd worden … wie wil vluchten moet zich eerst bij hem, Araki, vervoegen … wie zoo’n honger heeft, dat hij het niet meer uit kan houden, trede naar voor … enz. En dat moeten we beslist nog vóór het daglicht hooren! De tolk vertaalde beknopt; vaak één of twee zinnen nadat de Japanner minuten lang had georeerd.

21 juni 1944
Thans definitieve bijzonderheden ontvangen (rechtstreeks) over de straffen van de briefjesschrijvers, die nu weer in het kamp terug zijn [er werden berichten uitgewisseld met een andere sector van het kamp]. (Een groot aantal nieuwe schuldigen is blijkens het publicatiebord thans tot veertien of een en twintig dagen celstraf veroordeeld). De straf zelf is niet onjuist, maar er zijn ernstige bedenkingen te maken tegen de behandeling door de militaire politie, die de menschen o.a. met stekkers in oor en neus electrificeert. Wellicht nog ernstiger is de behandeling in de gevangenis. Elk ogenblik kan een Jap hen uit de cel halen en mishandelen met zweepslagen of slagen met de vlakke hand. Het is voorgekomen, dat dronken Japanners bij wijze van vermaak de celdeuren openden en de gedetineerden mishandelden (ook schoppen tegen de borst). [....]

24 juni 1944
Terug in de barak na tachtig dagen ziekte. Het gaat best. Blijkt echter niet genoeg plaats voor mij te zijn, daar eenige lieden geen centimeter willen opschikken. Een voorloopige oplossing wordt nu gevonden, doordat een plaats van een zieke wordt ingenomen. […] Bij het afscheid uit het hospitaal vernam ik nog bijzonderheden van de verpleger over de be- of liever mishandeling der gestrafte briefjesschrijvers. Met zijn achttienen zitten ze in een donker lokaal van vier bij vier meter, met naakte muren en tegelvloer. Er staat niets, letterlijk niets. Britsen, matrassen, dekens enz. ontbreken. De gevangenen loopen op bloote voeten; schoenen en kousen zijn hun afgenomen. Verschillenden vertoonden sporen van mishandeling. […] Allen waren ze met de bullepees geslagen; maar zij, die voor de belhamels doorgingen waren zoo geranseld, dat ze er bewusteloos bij neervielen. Een geliefkoosde stand is ook: met de rug tegen de muur plaatsen en kaakslagen geven; mijn zegsman hoorde vanuit zijn cel de achterhoofden bij elke slag tegen de muur bonzen. Het eten was behoorlijk geweest, maar er waren slechts enkele borden en lepels; dikwijls at men met de handen.

31 januari 1945
Beatrix’ verjaardag gevierd met een voor ons doen vorstelijk maal: ’s ochtends koffie, voorts extra rijst, extra bonensoep, en gestoofde worteltjes. De maand Januari gaf beter eten (nog altijd punt nr. 1!), maar wij betalen het goeddeels zelf: dagelijks 15 cent voor bonensoep, voorts tweemaal per week 22 cent voor oebi [rode tweederangs aardappel] en dan wordt een deel van de groente verschaft door onze eigen tuindienst! […]
Onze boeken zijn nog steeds in beslag; daar echter de godsdienstige boeken zijn teruggegeven (gestempeld) is het clandestien lezen minder gevaarlijk dan tevoren.
De gezondheidstoestand – hoewel niet bepaald slecht te noemen – gaat toch achteruit blijkens het steeds stijgend aantal zieken. Behalve bacillaire dysenterie komt veel ziekte voor als gevolg van wonden, die niet normaal genezen, doch tot tropische zweren, wondroos e.d. leiden. Dit is het resultaat van onze ondervoeding, evenals de vele menschen met ‘kampbeenen’ (gezwollen of door bloeduitstortingen geteisterde beenen).
Het geld van de verplicht ingeleverde kleedingstukken is nu teruggegeven, d.w.z. bijgeschreven op ieders tokorekening [winkeltje]. […]

10 juli 1945
Vannacht droomde ik, hoe ik tegen je schouder wat uithuilde, Loeie, erbij zeggende: ‘Het is soms zoo moeilijk om flink te blijven’. Dat is een algemeene stemming hier: ondanks de daverende berichten zijn we wat gedrukt in onze stemming. De laatste loodjes! […]

21 september 1945

[…] Terugreis geregeld: enkel op een briefje van het Roode Kruis kon ik een kaartje voor de trein krijgen. Roode Kruisbrieven naar Holland: één aan Eul [zwager], één naar mijn familie in Groningen. Afscheid van Adek [vrouwenkamp Batavia], Ger en Dèle brengen mij naar het stationnetje Pegangsaän, waaruit blijkt dat drossen uit het kamp gemakkelijk is geworden. Op Pengsaän woont Soekarno in het oude huis van Van Asbeck, later Feith. […]
Door het mislukte bezoek aan Tjideng ben ik niet bin staat geweest, het Tjidengsche schandaal – zoo noemt men het al – persoonlijk in oogenschouw te nemen. Wat ik in betrouwbaren zin vernam, was intusschen al erg genoeg. In huisjes, bestemd voor middenstandsgezinnen met 2 à 4 kinderen, werden soms veertig of vijftig vrouwen geplaatst. […] De vrouwen waren gedwongen hun eten meerendeels zelf te koken; daar zij hiervoor niet voldoende hout ontvingen, waren zij gedwongen het houtwerk (deuren, kozijnen enz.) uit de huizen te sloopen.
En ten slotte: de behandeling door den bevelvoerenden Jap was meer dan schandalig: vrouwen geschopt en geslagen om nietige vergrijpen en vooral: hongerstraffen. Op een dag, dat wegens een of ander vergrijp geen eten werd verstrekt, heeft [de bevelvoerende Jap] het brood laten rondrijden door het kamp, om het vervolgens in een put te begraven. […] Hoe onze Reen [Irene] in Tjihapit is geslagen, tegen den grond geworpen, opgetrokken en weer neergeslagen en dat enkel om een (overigens vermeend) niet groeten, kan door geen redeneering of zelfs drogreden worden goedgepraat.
Nog verdient aanteekening, dat de Kempei [militaire politie] in Batavia alreeds den Javatijd had ingevoerd; de spoorwegen echter liepen nog op Nippontijd.

21 oktober 1945
Zondag. Aan de wacht komt een vrachtauto met een aantal Britsch-Indiërs. Na poolshoogte te hebben genomen vertrekken zij weer! Ik wandelde op mijn eentje de poort uit, langs de spoorbaan. Alles is stil en rustig deze Zondagochtend. Als ik terugkom, blijken de Japanners aan de wacht door Britsch-Indiërs te zijn vervangen. Slechts een enkele Jap is te bekennen. Zoo is mijn Japansche interneering stil en geruischloos geëindigd."

© 2023 Bevrijding Intercultureel